ECLI:NL:RBZWB:2025:7206

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
11251517 \ MB VERZ 24-626
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 24 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 15 mei 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger, mr. O. El-Hagoug, aanwezig, evenals de gemachtigde van de betrokkene.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De betrokkene had aangevoerd dat er geen 'harde' meting was gedaan en dat de boete op basis van waarneming was opgelegd. De kantonrechter concludeerde echter dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen.

Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete was opgelegd op 15 mei 2023 en de procedure had langer dan twee jaar geduurd. Dit leidde tot de beslissing om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, wijzigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier op om het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 11251517 \ MB VERZ 24-626
CJIB-nummer: [cjib-nummer]
uitspraakdatum: 6 augustus 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna : betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 augustus 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. O. El-Hagoug (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 24 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1) op de Randweg-West te Bergen op Zoom op 15 mei 2023 om 12:53 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft in het administratief aangevoerd dat er geen ‘harde’ meting is gedaan. De boete is op basis van waarneming gedaan. De verbalisanten hebben zelf een inschatting gemaakt over de afstand van 200 meter. De auto waarmee is gereden trekt erg snel op, veel sneller dan een politie auto kan doen. Daardoor hebben de agenten harder moeten rijden om weer op dezelfde afstand te komen. De meting die gedaan is heeft tussen twee stoplichten plaatsgevonden, maar de afstand en tijd waren onbekend. Gemachtigde voert verder aan dat er sprake is van schending van de informatieplicht, hoorplicht en overschrijding van de redelijke termijn. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Het dossier bevat een foto waaruit blijkt dat de bebording ten tijde van de gedraging aanwezig en voldoende duidelijk was. Wel is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

InhoudelijkDe kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Op weggebruikers rust een voortdurende verplichting om zich aan de maximumsnelheid te houden. De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 15 mei 2023 en is de redelijke termijn dus met ruim twee maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
€ 453,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 208,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 69,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: