Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 226,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 24 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 15 mei 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger, mr. O. El-Hagoug, aanwezig, evenals de gemachtigde van de betrokkene.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De betrokkene had aangevoerd dat er geen 'harde' meting was gedaan en dat de boete op basis van waarneming was opgelegd. De kantonrechter concludeerde echter dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen.
Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete was opgelegd op 15 mei 2023 en de procedure had langer dan twee jaar geduurd. Dit leidde tot de beslissing om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, wijzigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier op om het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene.