Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkende]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overschrijding redelijke termijn
€ 226,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn motorrijtuig. De boete was opgelegd op 14 juni 2023, en de betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 6 augustus 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat er ruimte was om het bedrag te verlagen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door gegevens van het RDW. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar constateerde ook dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden. Dit leidde tot een matiging van de boete met 25%.
De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de boete gematigd tot € 300,- en de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 100,- aan de betrokkene terug te betalen. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 453,50 toegekend aan de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen.