Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Burg. Freijterslaan kruising Jan Vermeerlaan te Roosendaal op 15 november 2023. De betrokkene stelde in zijn beroepschrift dat het verkeerslicht op oranje stond toen hij passeerde en dat het verkeerslicht waarschijnlijk net buiten zijn gezichtsveld op rood ging. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 6 augustus 2025 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. O. El-Hagoug, aanwezig, evenals de betrokkene zelf. De kantonrechter oordeelde dat uit de stukken, met name de verklaring van de verbalisant en de foto’s, voldoende bewijs was dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De kantonrechter benadrukte dat de verklaring van de verbalisant in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) in beginsel voldoende is, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid daarvan twijfelen.
Desondanks besloot de kantonrechter de boete te matigen tot € 140,-, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. Het beroep werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd. De betrokkene kreeg het bedrag dat hij te veel aan zekerheid had betaald terugbetaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.