Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraakdatum: 6 augustus 2025
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet rechts houden op de Rijksweg A17 te Oud Gastel op 31 januari 2023. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. O. El-Hagoug, aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De betrokkene voerde aan dat hij niet onnodig links had gereden en dat er geen reële mogelijkheid was voor een staandehouding, omdat de verbalisant in een onopvallend voertuig reed zonder stoptransparant. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen tot nihil, gezien de omstandigheden van de gedraging en het tijdstip waarop deze plaatsvond.
De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de kantonrechter droeg de officier van justitie op om het bedrag van € 229,- dat de betrokkene te veel had betaald, terug te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.