ECLI:NL:RBZWB:2025:7224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
11277061 \ MB VERZ 24-644
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en dwangsom

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 30 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. O. El-Hagoug.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen, waardoor de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de officier van justitie niet tijdig had beslist op het beroep, wat leidde tot een schending van de redelijke termijn. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de boete werd gematigd met 25% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.

Daarnaast werd de officier van justitie veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.442,- wegens het niet tijdig beslissen. De kantonrechter heeft de proceskosten van de betrokkene voor vergoeding in aanmerking gebracht, en de officier van justitie werd opgedragen het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door de officier van justitie en de gevolgen van het niet naleven van de procedurele termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 11277061 \ MB VERZ 24-644
CJIB-nummer: [cjib-nummer]
uitspraakdatum: 6 augustus 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna : betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 augustus 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. O. El-Hagoug (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 30 km per uur harder rijden dan mag op een (auto) weg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1) op de Appelaarsedijk te Fijnaart op 4 februari 2023 om 16:45 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de officier van justitie de procedurevoorschriften heeft geschonden. In deze zaak heeft de hoorzitting niet plaatsgevonden. Uit de werkinstructie blijkt dat de officier van justitie bij een mogelijke overschrijding van de beslistermijn de zaak onmiddellijk af doet met een nietszeggende motivering. De zaak wordt verder niet meer inhoudelijk behandeld. Het feit dat de officier van justitie een zaak zo lang laat liggen dat de beslistermijn mogelijk wordt overschreden en betrokkene hierdoor geen mogelijkheid gegeven wordt om de gronden aan te vullen, kan vanzelfsprekend niet voor rekening van betrokkene komen. Betrokkene meent dat de schending van de procedurevoorschriften moet leiden tot een matiging van het sanctiebedrag op grond van Art. 9 lid 2 sub b Wahv. Daarnaast heeft de officier van justitie onterecht afgezien van het vaststellen van de aan hem verschuldigde dwangsom. De beslistermijn is door de officier van justitie verdaagd met 10 weken. Echter is deze verdadigingsbrief nooit ontvangen door betrokkene of gemachtigde.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gemachtigde heeft verzocht om een nadere termijn voor het aanvullen van gronden. Wel is verzocht de boete te matigen met 25%, nu sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

InhoudelijkDe kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
DwangsomOp grond van artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de officier van justitie beslissen binnen 16 weken vanaf het einde van de beroepstermijn. De beroepstermijn eindigde in dit geval op 1 april 2023 (6 weken na datum beschikking). De officier van justitie heeft per brief van de beslistermijn met tien weken verlengd. Dit betekent dat de officier van justitie uiterlijk op 22 september 2023 een beslissing had moeten nemen. Hieruit volgt dat niet tijdig is beslist, want de beslissing is pas op 4 december 2023 verzonden.
Op grond van artikel 4:17 lid 3 Awb is de eerste dag waarover een dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de beslistermijn is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Uit het dossier blijkt dat de officier van justitie op 29 september 2023 een ingebrekestelling heeft ontvangen. Dit betekent dat de officier van justitie het maximum aantal van 42 dagen een dwangsom heeft verbeurd (artikel 4:17 lid 1 Awb).
Gelet op artikel 4:17 lid 2 Awb bedraagt de dwangsom € 1.442,-. De berekening is als volgt:
14 dagen x € 23,- = € 322,-
14 dagen x € 35,- = € 490,-
14 dagen x € 45,- = € 630,-.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 18 februari 2023 en is de redelijke termijn dus met ruim vijf maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
ProceskostenVanwege de matiging van de boete komen de proceskosten van het beroep bij de kantonrechter voor vergoeding in aanmerking. De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 251,25, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 83,75, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 226,75;
‒ verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig beslissen door de officier van justitie gegrond;
‒ stelt vast dat de officier van justitie aan betrokkene een dwangsom van € 1.442,- is verschuldigd, vermeerderd met de wettelijke rente.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: