Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het gebruik van een puntstuk op de Rijksweg A58 te Etten-Leur op 15 juli 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 6 augustus 2025 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. O. El-Hagoug, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de boete op 15 juli 2023 is opgelegd en de zitting pas op 6 augustus 2025 heeft plaatsgevonden. Dit leidt tot een matiging van de boete met 25%.
De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en de boete verlaagd tot € 210,-, met een terugbetaling van € 70,- aan de betrokkene. Daarnaast is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 226,75. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.