ECLI:NL:RBZWB:2025:7265
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering verklaring van betrouwbaarheid alarminstallateur op basis van Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van een verklaring van betrouwbaarheid als alarminstallateur op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr). De korpschef heeft deze verklaring met het besluit van 1 oktober 2024 geweigerd. Met het bestreden besluit van 27 februari 2025 op het bezwaar van eiser is de korpschef bij de weigering van de verklaring van betrouwbaarheid gebleven. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 23 oktober 2025 op zitting behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals mr. W. Andelbeek namens de korpschef. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Voor het afgeven van een verklaring van betrouwbaarheid op grond van de Wpbr is volgens vaste rechtspraak van belang dat de betrouwbaarheid en de integriteit boven iedere twijfel verheven zijn. In dit geval is de verklaring in eerste instantie geweigerd op basis van een veroordeling door de politierechter voor rijden onder invloed en in tweede instantie kwam daarbij het werken zonder verklaring. De werkgever van eiser is ervoor verantwoordelijk dat dit laatste niet gebeurt, maar eiser zelf ook. Eiser had namelijk kunnen en moeten weten dat zijn verklaring verlopen was. Het werken zonder verklaring kan dus wel degelijk eiser worden aangerekend. Omdat dit raakt aan de betrouwbaarheid van eiser, mag dit feit worden meegewogen door de korpschef in zijn besluitvorming.
Veel belangrijker in deze zaak is echter de veroordeling. Rijden onder invloed met een dergelijk hoog promillage, namelijk vier keer de toegestane hoeveelheid, is een ernstig feit. Alleen al op basis daarvan had de korpschef de bevoegdheid om te weigeren. Eiser zegt dat zijn situatie inmiddels verbeterd is, maar heeft dat niet met stukken onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de korpschef terecht het algemeen belang zwaarder heeft laten wegen dan het persoonlijke belang van eiser. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de korpschef terecht de verklaring van betrouwbaarheid geweigerd heeft. Het beroep is dus ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van zijn proceskosten.