In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft het UWV aangeklaagd omdat zij van mening is dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag tot herbeoordeling van haar (ex)werkneemster op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat de rechtbank zonder zitting uitspraak doet, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiseres heeft het UWV op 6 januari 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van vier maanden opgelegd om een zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor haar proceskosten, omdat het UWV het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.