ECLI:NL:RBZWB:2025:728

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
C/02/428667 / FA RK 24-5283
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om eenhoofdig gezag en afwijzing van verzoeken met betrekking tot hoofdverblijf, zorg- en opvoedingstaken en vervangende toestemming voor aanvraag nieuw paspoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M.G. Cox, verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, vervangende toestemming voor de aanvraag van een nieuw paspoort voor [minderjarige 1], en om het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] aan haar toe te kennen. De man, die niet op de zitting verscheen, had eerder het gezag over [minderjarige 1] erkend, maar was sinds juli 2024 onbereikbaar voor de vrouw en de kinderen.

De rechtbank overwoog dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, aangezien de man zijn zorgplicht niet nakwam en er geen contact meer was tussen hem en de kinderen. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [minderjarige 1] was om het gezag aan de vrouw toe te kennen, omdat de man niet in staat was om zijn verantwoordelijkheden als ouder na te komen. Het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen werd afgewezen, omdat zij als eenhoofdig gezagdrager zelf kon beslissen over de verblijfplaats van de kinderen.

De rechtbank verklaarde de beslissing over het gezag uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier Van Dongen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/428667 / FA RK 24-5283
datum uitspraak: 4 februari 2025
beschikking over het gezag, hoofdverblijf, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en vervangende toestemming aanvraag paspoort
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. J.M.G. Cox in Tilburg,
tegen
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats].
over de minderjarigen
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2016, hierna: [minderjarige 1],
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2020, hierna: [minderjarige 2].
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 12 november 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de afschriften van de oproepingen van de griffier aan de man van 23 december 2024.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 4 februari 2025. Bij die behandeling is gekomen de vrouw met haar advocaat. Ook was aanwezig een vertegenwoordiger namens de Raad. De man is juist opgeroepen, maar is niet gekomen.
1.3
[minderjarige 1] heeft de mogelijkheid gekregen om te zeggen wat hij van het verzoek vindt, maar hij heeft daar geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben tot medio november 2021 met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
2.2
De man heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] erkend. Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige 1].
De vrouw heeft van rechtswege alleen het gezag over [minderjarige 2].
2.3
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de vrouw.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij haar te bepalen;
  • aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag en een nieuw paspoort voor [minderjarige 1];
  • te bepalen dat de man recht heeft op contact en omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na een daartoe verkregen rapportage en advies van de Raad, in goede justitie te bepalen aard, duur en frequentie van het contact tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2];
  • te bepalen dat de vrouw voortaan met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] zal worden belast.
3.2
Op de standpunten van de vrouw en de Raad worden, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Wijziging gezag
4.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt.
4.2
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Zo is onweersproken gesteld en staat daarmee vast dat sinds [geboortedag 1] 2024 de man geheel onbereikbaar is voor de vrouw en ook [minderjarige 1] (en [minderjarige 2]) de man sinds 30 juli 2024 niet meer hebben kunnen zien. De rechtbank oordeelt dat dit relevante gewijzigde omstandigheden zijn, zodat de vrouw in haar verzoek tot wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige 1] kan worden ontvangen.
4.3
Op het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag is ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over een minderjarige aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders het kind klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
4.4
Gezien het ontbrekende contact komt de man zijn in artikel 1:247 lid 1 BW vastgelegde plicht om zijn kind (mede) te verzorgen en op te voeden niet na. Gebleken is dus dat de man sinds 30 juli 2024 in het geheel niet meer betrokken is bij de opvoeding en verzorging van [minderjarige 1] (en [minderjarige 2]). Bovendien is het sinds 2023 al enkele malen eerder voorgekomen dat de man onaangekondigd voor langere tijd verdween en de vrouw hem helemaal niet meer kon bereiken. Door dit alles zal de man niet (goed) meer op de hoogte zijn van wat er bij [minderjarige 1] speelt. De man zal daardoor niet langer in staat zijn om nog weloverwogen (belangrijke) beslissingen te kunnen nemen over [minderjarige 1]. Door de afwezigheid van de man komt de vrouw ook in de problemen, nu zij voor belangrijke aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige 1] de toestemming van hem nodig heeft. Zo heeft de vrouw problemen ondervonden om van de man toestemming te verkrijgen voor de zomervakantie in augustus 2024 met [minderjarige 1] naar Kroatië. Eerst na tussenkomst van de advocaat van de vrouw heeft de man uiteindelijk zijn toestemming gegeven.
Eerder is het ook al voorgekomen dat de man tot op het allerlaatste moment weigerde om zijn toestemming te geven voor een verblijf van de vrouw met [minderjarige 1] bij de zus van de vrouw in Engeland gedurende de meivakantie van 2024. Tevens heeft de vrouw de man niet kunnen bereiken om van hem de toestemming te kunnen verkrijgen voor medicatie voor [minderjarige 1] die de huisarts wilde voorschrijven. Ook heeft de vrouw de man niet kunnen bereiken voor de aanvraag van een nieuw paspoort voor [minderjarige 1] dat inmiddels is verlopen. Bij de mondelinge behandeling is ten slotte gebleken dat de vrouw niet bekend is met het huidig verblijf van de man en ook dat hij nog steeds niet reageert op onder meer e-mailberichten van de vrouw. Volgens de vrouw kunnen zelfs de ouders van de man geen contact met hem krijgen. Het vermoeden van de vrouw is dat de man in Nederland ergens in een haven op zijn zeilboot verblijft en dat hij zichzelf niet goed verzorgt. Daarom moet worden geconstateerd dat de vrouw wegens de hierboven beschreven gedragingen van de man de nodige strubbelingen heeft ondervonden en nog steeds ondervindt om van hem ten behoeve van [minderjarige 1] voor belangrijke aangelegenheden de toestemming te kunnen verkrijgen.
Volgens de vrouw is bij de man vermoedelijk sprake van (psychische) problematiek waardoor hij niet in staat is om op passende wijze te reageren op verzoeken harerzijds.
Naar de mening van de vrouw wordt voldaan aan het klem en verloren criterium en is niet te verwachten dat daarin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Verder meent de vrouw dat een wijziging van het gezag ook anderszins in het belang is van [minderjarige 1].
De rechtbank gaat met de Raad in deze laatste redenering van de vrouw mee en verwacht evenals de vrouw niet dat de man zijn verantwoordelijkheid als mede gezagdragende ouder binnen afzienbare termijn wel (structureel) zal gaan nakomen. Aanwijzingen daarvoor zijn er in het geheel niet. Tijdens de mondelinge behandeling is de man ook niet verschenen. Gegeven deze feiten en omstandigheden is de rechtbank met de Raad van oordeel dat het eenhoofdig gezag in het belang van de minderjarige [minderjarige 1] noodzakelijk is. Het verzoek van de vrouw om alleen te worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] zal daarom worden toegewezen.
Hoofdverblijf
4.5
De vrouw stelt voorts dat zij vanaf 2021 de vaste verzorger en opvoeder is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat zij sindsdien ook nagenoeg alle zorg draagt voor de stabiliteit, rust en regelmaat in hun leven. Naar de mening van de vrouw is de man vanaf dat moment veelal onbetrouwbaar en onvoorspelbaar gebleken in zijn contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Op dit moment is er zelfs al geruime tijd geen contact met de man meer mogelijk. Daarom wil de vrouw dat de rechtbank bepaalt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben. De rechtbank kan de vrouw in haar wens volgen. Echter nu de vrouw alleen is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en zij alleen zal worden belast met het gezag over [minderjarige 1], kan zijzelf bepalen waar zij beiden hun hoofdverblijf hebben. Een grondslag voor het verzoek van de vrouw kan dan ook niet worden gebaseerd op artikel 1:253a BW. Hieruit volgt dat het verzoek van de vrouw dan ook dient te worden afgewezen. Volledigheidshalve wordt hierbij vermeld dat bij het mondeling uitspreken van de beslissing abusievelijk is gezegd dat het onderhavige verzoek wordt toegewezen.
Omgangsregeling
4.6
In artikel 1:377a BW staat dat een ouder zonder gezag over het kind, recht heeft op omgang met het kind. De rechtbank kan op verzoek van één ouder of op verzoek van de ouders samen een omgangsregeling vaststellen.
4.7
De vrouw stelt dat er geen onderling contact tussen haar en de man plaatsvindt en de man vanaf 30 juli 2024 op geen enkele wijze meer voor haar bereikbaar is. Op dat moment vond er tussen hen nog een kort telefonisch contact plaats op de verjaardag van [minderjarige 1]. Op de verjaardag van [minderjarige 2] op [geboortedag 2] 2024 heeft de man niets meer van zich laten horen. Volgens de vrouw werkt zijzelf onregelmatig en vaak in het weekend en moet zij voor haar werk veel reizen. Voor de vrouw is het daarom eens temeer belangrijk dat zij op de man kan bouwen en hem kan vertrouwen voor wat betreft de omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Gelet op de zorgen die de vrouw heeft over de mentale gezondheid van de man, is het voor haar op dit moment ook de vraag of een regelmatig contact en omgang thans wel in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en of de man in staat is om op een verantwoorde wijze invulling te geven aan zijn ouderschap en contact met hun beiden. Om deze redenen meent de vrouw dat een onderzoek van de Raad aangewezen is. De vrouw ziet dat als een noodgreep en spreekt daarbij de hoop uit dat de man door derden wel aan te spreken zal zijn op zijn verantwoordelijkheid.
De Raad betreurt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door toedoen van de man geen omgang met hem hebben. De Raad ziet desondanks in een raadsonderzoek geen meerwaarde. Hij stelt vast dat de man, zo de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven, zich al niet laat aanspreken door zijn eigen ouders en/of hulpverleners, zodat niet te verwachten valt dat de man aan een raadsonderzoek zijn medewerking zal gaan verlenen. Daarbij is voor een raadsonderzoek momenteel een wachtlijst geldende van zo’n zes maanden.
De rechtbank kan de Raad hierin geheel volgen. De rechtbank neemt hierbij voorts in aanmerking dat zich door de afwezigheid van de man en de onbekendheid van de plek waar hij al enige tijd feitelijk verblijft ook niet laat inzien op welke wijze de omgang (structureel) vormgegeven zou kunnen worden. Het verzoek van de vrouw aangaande de omgang zal daarom eveneens worden afgewezen. In dit kader wordt nog overwogen dat mocht in de toekomst onverhoopt wel weer contact met de man zijn en hij open staat over omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2], dan heeft de rechtbank er meer dan voldoende vertrouwen in dat de vrouw, al dan niet met behulp van hulpverlening, de man niet bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal weghouden, indien de omgang tussen hen en de man veilig en onbelast zal zijn.
Vervangende toestemming paspoort
4.8
Volgens de vrouw is de geldigheid van het paspoort van [minderjarige 1] verlopen op 25 september 2024 en dat zij de man niet kan bereiken om zijn toestemming te verkrijgen voor de aanvraag van een nieuw paspoort. Ook dit verzoek van de vrouw zal de rechtbank afwijzen. Nu de vrouw alleen zal worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] heeft zij bij dat verzoek immers geen belang meer. Zij kan als ouder met eenhoofdig gezag zelfstandig een nieuw paspoort voor hem aanvragen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9
De rechtbank zal de beslissing over het gezag uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Proceskosten
4.1
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad hun kinderen gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij haar eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw voortaan alleen het gezag heeft over [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2016;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025 door
mrToekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 11 februari 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.