ECLI:NL:RBZWB:2025:7286

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
02-354698-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijden onder invloed van alcohol op de Rijksweg A58 met zware verkeersschendingen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een personenauto op de Rijksweg A58 roekeloos heeft gereden onder invloed van alcohol. De verdachte, geboren in 1997, heeft op 4 november 2024 meerdere verkeersregels geschonden, waaronder het fors overschrijden van de maximumsnelheid, het rijden onder invloed van alcohol (495 µg/l), en het niet naleven van verkeerssignalen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 14 oktober 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van artikel 5a en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat het rijgedrag van de verdachte levensgevaar voor andere weggebruikers met zich meebracht, vooral gezien de omstandigheden van slecht zicht door mist. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en is niet verschenen op de zitting, wat de rechtbank in zijn nadeel heeft meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-354698-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 oktober 2025
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997
wonende op het [woonplaats]
raadsman mr. J. Rokx, advocaat te [woonplaats]

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. L. van Hemert en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1:roekeloos heeft gereden, terwijl hij onder invloed was;
Feit 2:onder invloed van alcohol (495 µg/l) een personenauto heeft bestuurd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, nu uit het dossier niet blijkt dat door de verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Aan de hoge eisen van artikel 5a WVW wordt in dit geval niet voldaan. De verdediging verzoekt vrijspraak van dit feit.
Voor de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1.
Feit 1
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5a WVW moet de rechtbank beoordelen of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
(a) Schending van de verkeersregels
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meerdere verkeersregels heeft geschonden. In het bijzonder gaat het om het meermalen fors overschrijden van de maximum toegestane snelheid, het herhaaldelijk over een doorgetrokken streep rijden, het rechts inhalen van auto’s, het abrupt en krachtig remmen, het onvoldoende afstand houden, het verlagen van de snelheid tot onder de minimumsnelheid, het niet aangeven van richting en het besturen van een auto onder invloed van alcohol. Deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als het schenden van de verkeersregels zoals bedoeld in artikel 5a WVW.
(b) In ernstige mate
Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag in de zin van artikel 5a WVW bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel of het schenden van meerdere verkeersregels. In dit geval heeft verdachte gedurende een langere tijd meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels geschonden. Dit alles gedurende een aaneengesloten periode van ongeveer 25 minuten. Daarbij weegt de rechtbank in het bijzonder mee dat het tijdens de waargenomen verkeersgedragingen (zeer) mistig was met slecht zicht. Onder die omstandigheden mag van een bestuurder worden verwacht dat niet alleen de verkeersregels worden nageleefd maar dat er zelfs extra voorzichtigheid wordt betracht. Verdachte’s gedragingen zijn tegengesteld aan wat verwacht mocht worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee de verkeersregels in ernstige mate geschonden.
(c) Opzettelijk
De gedragingen van verdachte in samenhang bezien zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. Er is dan ook sprake van vol opzet.
(d) gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
Het rijgedrag van verdachte vond plaats op de snelweg op een maandagochtend in november omstreeks 05:35 uur in het donker bij slecht zicht vanwege dichte mist. Op de snelweg waren ook andere verkeersdeelnemers aanwezig. Door het rijgedrag van verdachte onder de gegeven omstandigheden was levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten en dit gevaar was naar algemene ervaringsregels ook voorzienbaar.
Conclusie
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5a WVW.
4.3.2.2.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn auto heeft bestuurd onder invloed van alcohol.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 4 november 2024 in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A58, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden, en meermalen met zeer hoge snelheden te rijden en te rijden met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en (hierbij)
meerdere voertuigen rechts in te halen, en
meermalen een doorgetrokken streep te overschrijden, en
meermalen te bumperkleven, en
meermalen abrupt en krachtig te remmen, en
éénmaal te rijden met een snelheid die lager lag dan de toegestane minimumsnelheid op een autosnelweg, en
meermalen van rijstrook te wisselen zonder richting aan te geven,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2
op 4 november 2024 in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 495 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier weken en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 4 november 2024 als bestuurder van een personenauto op de Rijksweg A58 onder invloed van alcohol roekeloos gereden. Verdachte heeft daarbij geen oog gehad voor de veiligheid van de overige weggebruikers. Het is een wonder te noemen dat zich geen verkeersongeval heeft voorgedaan en dit is niet aan verdachte te danken. Alleen door ingrijpen van de verbalisant is een einde gekomen aan het levensgevaarlijke rijgedrag van verdachte.
Voor de overtreding van artikel 5a WVW is voor de strafmaat vooralsnog geen oriëntatiepunt geformuleerd. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 29 april 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:1679). In dit arrest heeft het hof geoordeeld dat bij het bepalen van de op te leggen straf voor overtreding van artikel 5a WVW kan worden gekeken naar de voor overtreding van artikel 6 WVW geformuleerde oriëntatiepunten en dat voor een juiste normhandhaving bij een overtreding van artikel 5a WVW, net zoals door de officier van justitie is gevorderd, in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming in de rede ligt. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
De rechtbank weegt de proceshouding van verdachte in zijn nadeel mee. Verdachte heeft niets willen verklaren bij de politie, is niet ter zitting verschenen en heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Verder houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte waaruit, onder meer, blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken aan verdachte opleggen. Daarnaast wordt aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor een periode van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel bepaalt zij dat de tijd waarin verdachte op strafrechtelijke titel zijn rijbewijs al kwijt is geweest, in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 8, 176, 179 van de Wegverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (495 microgram)
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 weken;
Bijkomende straffen
- ontzegt verdachte
de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Stein, voorzitter, en mrs. C.H.M. Pastoors en D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.F. van Klaveren, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 28 oktober 2025.
Mr. Martens en Van Klaveren zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1. hij op of omstreeks 4 november 2024 te Breda en/of [woonplaats] en/of elders in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, De A58, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden, en/of meermalen althans eenmaal, met (zeer) hoge snelhe(i)d(en) te rijden, in elk geval met (een) snelhe(i)d(en) die hoger lagen dan de wettelijk toegestane maximum snelhe(i)d(en), en/of meermalen, althans eenmaal, te rijden met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of (hierbij)
één of meerdere voertuig(en) rechts in te halen, en/of
éénmaal of meermalen een doorgetrokken streep te overschrijden, en/of
éénmaal of meermalen te bumperkleven, en/of
éénmaal of meermalen abrupt en/of krachtig te remmen, en/of
éénmaal of meermalen te rijden met een snelheid die lager lag dan de toegestane minimumsnelheid op een autosnelweg, en/of
éénmaal of meermalen van rijstrook te wisselen zonder richting aan te geven,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 november 2024 te Breda en/of [woonplaats] en/of elders in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A58, na het gebruik van alcoholhoudende drank heeft gereden, en/of meermalen althans eenmaal, met (zeer) hoge snelhe(i)d(en) heeft gereden, in elk geval met (een) snelhe(i)d(en) die hoger lagen dan de wettelijk toegestane maximum snelhe(i)d(en), en/of meermalen, althans eenmaal, heeft gereden met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of (hierbij)
één of meerdere voertuig(en) rechts heeft ingehaald, en/of
éénmaal of meermalen een doorgetrokken streep heeft overschreden, en/of
éénmaal of meermalen heeft gebumperkleeft, en/of
éénmaal of meermalen abrupt en/of krachtig heeft geremd, en/of
éénmaal of meermalen heeft gereden met een snelheid die lager lag dan de toegestane minimumsnelheid op een autosnelweg, en/of
éénmaal of meermalen van rijstrook heeft gewisseld zonder richting aan te geven,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2. hij op of omstreeks 4 november 2024 te Breda en/of [woonplaats] en/of elders in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 495 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
(art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994)