ECLI:NL:RBZWB:2025:729

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
02-195908-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij diefstal met geweld in vereniging met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2025, is de verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, op 19 juni 2022 in Bergen op Zoom een crossmotor heeft gestolen van het slachtoffer door middel van bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd tijdens de zitting op 29 januari 2025, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, die in deze zaak bijna 16 maanden bedroeg, en heeft dit meegewogen in de strafmaat.

De rechtbank heeft de verdachte, die ten tijde van het feit 18 jaar oud was, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uur, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 60 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade, in totaal € 2.450,-. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de materiële schade is vastgesteld op € 1.450,- en de immateriële schade op € 1.000,-, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade, samen met zijn mededaders.

De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 310 en artikel 312, en houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de noodzaak voor begeleiding. De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de achtergrond van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-195908-23
vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. K. Zech, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een crossmotor heeft gestolen van [slachtoffer] door middel van (bedreiging met) geweld waarbij een op een vuurwapen lijkend voorwerp werd gebruikt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd gelet op zijn bekennende verklaring ter zitting en de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd over het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000 2022158664 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 253.
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 januari 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 19 juni 2022 (pagina 33-41);
- het proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 21 juni 2022 (pagina 55-57).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 juni 2022 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen
een crossmotor, dieaan [slachtoffer] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en één of meer anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
enom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met die [slachtoffer] een afspraak te maken voor het bekijken/kopen van een crossmotor en
- die [slachtoffer] te benaderen en te omsingelen terwijl er gebruik werd gemaakt van enige vorm van gezichtsbedekking en
- die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen 'Afstappen', en
- die [slachtoffer] stevig in de nek vast te pakken en voorover te duwen en van de crossmotor waarop die [slachtoffer] zat af te duwen en
- nadat bovengenoemde crossmotor was weggenomen, een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan één of meer personen welke verdachte en diens mededaders achtervolgden, te tonen en
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op één of meer personen welke verdachte en diens mededaders achtervolgden, te richten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert met toepassing van het volwassenenstrafrecht een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet (goed) uitvoert, en een gevangenisstraf van 300 dagen waarvan 297 voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt toepassing van het jeugdstrafrecht, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Verzocht wordt slechts een forse taakstraf op te leggen en een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld op de openbare weg. Hij en zijn vier mededaders hebben volgens vooraf bepaald plan contact gelegd met het slachtoffer via Marktplaats.nl, een afspraak gemaakt voor het bekijken van de op die site te koop aangeboden crossmotor om vervolgens bij die afspraak de motor van het slachtoffer af te pakken. Daarbij is het slachtoffer van de crossmotor getrokken en is met een vuurwapen, of een daarop lijkend voorwerp, gedreigd. Het gebruik van een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, zwarte kleding en gezichtsbedekking behoorde tot de plannen. Bij de vlucht heeft een van de mededaders dat wapen getoond aan de achtervolgers. De confrontatie met een dergelijke bedreigende overmacht is voor het slachtoffer, een jongen van 19 jaar, en zijn daarbij ook aanwezige huisgenoot, een jongen van 18 jaar, een indringende en beangstigende ervaring geweest. Dat geldt ook voor de getuigen van het feit, die verdachte en de mededaders hebben achtervolgd en werden geconfronteerd met het vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp. Uit de toelichting van het slachtoffer volgt dat het erg slecht met hem ging na de beroving en dat hij als gevolg daarvan zelfs heeft moeten stoppen met werken. Verdachte heeft kennelijk niet stilgestaan bij de zeer ernstige en langdurige gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer met zich mee zou brengen. Het ontbreken van een duidelijk motief voor dit handelen maakt dit nog schrijnender. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld, onder meer voor openlijk geweld. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is van toepassing. Dit heeft de strafoplegging niet beïnvloed.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 23 januari 2025. Hieruit volgt dat de reclassering geen actueel delictpatroon signaleert. De reclassering kan, gelet op de proceshouding van verdachte op dat moment, niet komen tot een delictanalyse en geen inschatting maken van welke leefgebieden delictgerelateerd zijn. Een delictrelatie aangaande het sociaal netwerk van verdachte, een financieel motief en een pro-criminele houding worden niet uitgesloten. De reclassering ziet een positieve verandering ten opzichte van de periode van het feit in de manier waarop verdachte zijn leven op dit moment invult. Hij heeft goed betaald werk, zijn financiën op orde, vaste huisvesting, een goede band met zijn familie en een goed doorlopen jeugdreclasseringstoezicht. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat, omdat verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht. De reclassering acht reclasseringstoezicht momenteel niet geïndiceerd. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht, omdat uit het wegingskader voor adolescentenstrafrecht geen zwaarwegende indicaties naar voren komen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig.
Jeugdstrafrecht?
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte ten tijde van het feit, die door de verdediging zijn toegelicht en die uit het reclasseringsrapport volgen, aanknopingspunten zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte was ten tijde van het feit pas 18 jaar oud, woonde bij zijn vader en had ondersteuning nodig bij het regelen van praktische zaken. Daarnaast heeft verdachte een vorm van autisme, wat mogelijk van invloed is geweest bij het inschatten van de risico’s van zijn eigen handelen. Verder is ter zitting gebleken dat verdachte openstaat voor begeleiding. Gelet op die aanknopingspunten zal de rechtbank op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat bij de strafbepaling rekening gehouden dient te worden met de overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin het strafrecht voor jeugdigen wordt toegepast, te gelden dat de behandeling van deze zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is aangevangen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarvan is niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in de onderhavige zaak in ernstige mate, te weten met bijna 16 maanden, is overschreden en zal om die reden strafvermindering toepassen. De overschrijding van de redelijke termijn weegt voor de rechtbank in deze zaak zwaar mee, aangezien juist in zaken met jongvolwassenen, zoals verdachte, een voortvarende afhandeling van groot belang is.
Strafmaat
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. In beginsel is voor een straatroof als waarvan hier sprake is een onvoorwaardelijke jeugddetentie geïndiceerd, gelet op de ernst van het feit. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat een (onvoorwaardelijke) jeugddetentie de huidige positieve ontwikkeling van verdachte zou doorkruisen, zal de rechtbank aan verdachte geen jeugddetentie opleggen, ook niet voorwaardelijk. Vanwege de ernst van het feit is een forse werkstraf wel passend en geboden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uur met aftrek van voorarrest een passende straf is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.750,-, bestaande uit
€ 1.750,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert materiële schade ontstaan als gevolg van het verlies van de crossmotor. Ter zitting heeft hij aangegeven dat hij een bedrag van € 1.450,- acceptabel vindt, nu dit het bedrag betreft waarvoor hij de crossmotor op Marktplaats had aangeboden. Gelet daarop acht de rechtbank aannemelijk dat dit bedrag de waarde van de crossmotor was op het moment van de diefstal. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen
tot het bedrag van € 1.450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2022, de dag van de diefstal. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Het resterende deel van vordering voor de materiële schade zal de rechtbank afwijzen.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden, de onderbouwing van de benadeelde partij en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk. Zij zal dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2022, de dag van de diefstal, Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag van in totaal € 2.450,-. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank bepaalt dat hier 0 (nul) dagen gijzeling tegenover staan bij niet betaling. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van gijzeling vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht in dit geval niet opportuun is.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77c, 77g, 77m, 77n en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.450,=, waarvan
€ 1.450,= aan materiële schade en € 1.000,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst het resterende deel van de vordering af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 2.450,= te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer, kinderrechter, en mr. L.W. Boogert, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 februari 2025.
Mr. De Beer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 19 juni 2022 te Bergen op Zoom
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een crossmotor, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of één of meer anderen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met die [slachtoffer] een afspraak te maken voor het bekijken/kopen van een crossmotor,
en/of
-
die [slachtoffer] te benaderen en/of te omsingelen (terwijl er (veelal) gebruik werd gemaakt
van enige vorm van gezichtsbedekking), en/of
-
die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te
tonen, en/of
-
die [slachtoffer] de woorden toe te voegen 'Afstappen', althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, en/of
-
die [slachtoffer] (stevig) in de nek vast te pakken en/of voorover te duwen en/of van de
crossmotor (waarop die [slachtoffer] zat) af te duwen, en/of
-
(nadat bovengenoemde crossmotor was weggenomen) een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan één of meer perso(o)n(en) (welke
verdachte en/of diens mededader(s) achtervolgde(n) te tonen en/of een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op één of meer perso(o)n(en) (welke verdachte
en/of diens mededader(s) achtervolgde(n) te richten en/of af te vuren/schieten;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )