ECLI:NL:RBZWB:2025:7369
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 27 oktober 2023 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 5.284 opgelegd voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) aan belanghebbende, die een Mercedes Benz GLE 450 4MATIC registreerde. De rechtbank behandelt de vraag of deze naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat het bedrag te hoog is vastgesteld. De rechtbank neemt een hogere waardevermindering wegens schade in aanmerking, waardoor de handelsinkoopwaarde van de auto op € 53.347 wordt vastgesteld. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag tot € 4.081. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de redelijke termijn van twee jaar met 26 maanden is overschreden, waardoor belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 2.500. De rechtbank wijst de inspecteur en de Staat der Nederlanden aan als partijen die deze schadevergoeding moeten betalen.
De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de naheffingsaanslag, en kent belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 3.108 toe. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.