In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag tot herbeoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres heeft het UWV op 2 mei 2024 in gebreke gesteld, maar het UWV heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. Gezien de omstandigheden, waaronder een tekort aan verzekeringsartsen, oordeelt de rechtbank dat het redelijk is om het UWV vier maanden de tijd te geven om alsnog te beslissen. Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV ook het griffierecht van € 385,- aan eiseres vergoeden, evenals een proceskostenvergoeding van € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.