In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat het UWV volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 16 maart 2025 betreffende een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft het UWV op 29 juli 2025 in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat de beslistermijn inmiddels is verstreken. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten, en het UWV moet het griffierecht van € 53,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en is openbaar gemaakt op 30 oktober 2025.