Op 30 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.W. van de Wege, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 14 mei 2025 voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 22 juli 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een besluit was genomen.
De rechtbank bepaalde dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moest nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelde dat het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiseres moest vergoeden, evenals een proceskostenvergoeding van € 453,50. Deze uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en griffier I. Ambachtsheer, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.