In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2025, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen het besluit van 22 januari 2025, waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft het UWV op 18 augustus 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar van eiser. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten, omdat het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier I. Ambachtsheer.