ECLI:NL:RBZWB:2025:7491

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
02-272640-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in soft- en harddrugs en eenvoudig witwassen

Op 31 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen van drugs en eenvoudig witwassen. De verdachte, geboren in 1994, werd ervan beschuldigd in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 13 oktober 2023 mefedron, MDMA, cocaïne, hasjiesj en hennep te hebben verhandeld. Tijdens de zitting op 17 oktober 2025 heeft de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, zijn standpunt toegelicht, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van enkele feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 oktober 2023 drugs heeft verkocht aan twee getuigen, die kort daarna door de politie zijn aangehouden. De rechtbank heeft ook bewijs gevonden van eerdere dealactiviteiten en het bezit van contant geld dat vermoedelijk afkomstig was uit drugshandel. De verdachte werd schuldig bevonden aan het dealen van MDMA, cocaïne en hennep, en aan eenvoudig witwassen van een bedrag van € 4.408,20. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige bedreiging vormde voor de samenleving door zijn betrokkenheid bij de drugshandel en het witwassen van criminele gelden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-272640-23
vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [plaats]
wonende te ( [adres]
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. Y.E.Y Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 13 oktober 2023
mefedron en/of MDMA en/of cocaïne heeft gedeald;
geld heeft witgewassen;
hasjiesj en/of hennep heeft gedeald.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1 wegens gebrek aan bewijs dat verdachte in de ten laste gelegde periode handelingen heeft verricht ten aanzien van de specifiek ten laste gelegde mefedron, MDMA en/of cocaïne.
Feit 2
De verdediging refereert zich voor wat betreft het witwassen van het in beslag genomen geldbedrag van € 4.408,20 aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3
De verdediging stelt dat slechts kan worden bewezen dat verdachte op de actiedag van 13 oktober 2023 dealactiviteiten met betrekking tot hennep en/of hasj heeft verricht. De verdediging bepleit voor het overige vrijspraak van feit 3 wegens gebrek aan bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 3
Tijdens een observatie op 13 oktober 2023 is door de politie waargenomen dat verdachte als bestuurder van een Volkswagen Polo met [kenteken] twee keer kort contact maakte met de bestuurders van twee andere voertuigen. Verdachte is die dag voor 100% herkend als de bestuurder van de Volkswagen Polo en dat voertuig staat ook op zijn naam geregistreerd.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte op 13 oktober 2023 aan de twee bestuurders van de andere voertuigen drugs heeft verkocht. De twee bestuurders [getuige 1] en [getuige 2] zijn kort erna staande gehouden en als getuigen gehoord. [getuige 1] heeft verklaard dat hij een zakje met de drug “miauw” had gekocht en er werd bij hem ook een gripzakje met brokken aangetroffen. [getuige 2] heeft verklaard dat hij wiet had gekocht. Bij hem werd wiet aangetroffen. De politie herkende het ook als hennep aan de geur, kleur en vorm.
[getuige 1] heeft zijn telefoon aan de politie laten zien en uit de berichten tussen hem en zijn dealer blijkt dat de drugsdeal kort voor de observatie was gesloten. Verder blijkt daaruit dat de dealer gebruik maakte van het [telefoonnummer] , met als profielfoto een man met een wit shirt met daarop de [opdruk] . Ook [getuige 2] heeft zijn telefoon laten zien en ook daaruit blijkt uit de berichten dat zijn dealer gebruik maakte van dit telefoonnummer. Voor de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte de gebruiker is van deze dealtelefoon.
Ook staat voor de rechtbank vast dat verdachte al vanaf 7 oktober 2022 drugs heeft gedeald. [getuige 1] heeft verklaard dat hij al een halfjaar drugs koopt bij deze dealer en dat hij in dat halfjaar vijf keer drugs heeft gekocht. Alleen de eerste keer was het volgens [getuige 1] een ander. [getuige 2] heeft verklaard dat hij al twee of drie jaar bij deze dealer drugs koopt en dat het altijd dezelfde persoon is.
Verder betrekt de rechtbank hierbij dat er op 7 oktober 2022 al een melding is gemaakt van dealgedrag, waarbij is waargenomen dat tussen verdachte, die in zijn Volkswagen Polo zat, en de bestuurder van een ander voertuig, over en weer iets werd overhandigd. Daarnaast is verdachte op 2 november 2022 als bestuurder van een voertuig gecontroleerd, waarbij een contant bedrag van ruim € 1.000,00 bij verdachte werd aangetroffen. Ook op 4 november 2022 en 13 november 2022 werd hetzelfde dealgedrag waargenomen waarbij verdachte als bestuurder in een voertuig is gezien nabij een ander voertuig.
Voorts staat voor de rechtbank vast dat verdachte MDMA, cocaïne en hennep heeft gedeald. Het dossier bevat weliswaar geen (relevante) drugstesten, maar [getuige 2] heeft verklaard dat zijn dealer, van wie hiervoor reeds is vastgesteld dat dit verdachte is, van alles verkoopt, waaronder MDMA en cocaïne. Uit de berichten tussen hen blijkt dat de dealer op verzoek van [getuige 2] ook een prijslijst heeft verstuurd met allerlei soorten drugs, waaronder MDMA en cocaïne. Verder blijkt uit de berichten dat [getuige 2] al meerdere keren MDMA en cocaïne heeft gekocht. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat er een lange periode over drugs zou zijn bericht en de drugs meerdere keren zouden zijn gekocht, waarbij zelfs een prijslijst van de drugs werd verstuurd, als het niet over echte drugs zou gaan. Dat had de rechtbank dan graag uitgelegd gekregen door verdachte, maar dat heeft hij niet gedaan. Daar staat tegenover dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij heeft gedeald.
De rechtbank weegt hierbij ook mee dat op de telefoon die op het bed van verdachte is aangetroffen notities staan met berekeningen, grote hoeveelheden uitgedrukt in grammen en kilo’s en grote geldbedragen. Ook zijn er op deze telefoon foto’s van hennep en hennep- toppen aangetroffen. Voorts werd er een duidelijke hennepgeur geroken in de schuur van verdachte waar ook twee weegschalen, inpakmaterialen en hennepresten werden gevonden.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 13 oktober 2023 schuldig heeft gemaakt aan het dealen van de harddrugs MDMA en cocaïne en de softdrug hennep.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gedeald in mefedron, hetgeen de drug 4-MMC betreft. Weliswaar staat 4-MMC in de volksmond ook wel bekend als “miauw” en heeft [getuige 1] verklaard dat hij dit heeft gekocht, maar 2-MMC en 3-MMC worden in de volksmond ook “miauw” genoemd. Nu door het ontbreken van een test door het NFI niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat [getuige 1] 4-MMC heeft gekocht en daardoor ook geen link kan worden gelegd met de op de door verdachte verstuurde prijslijst waarop “miauw” staat, wordt verdachte van dit onderdeel partieel vrijgesproken.
Feit 2
Verdachte wordt voorts verweten dat hij zich in de periode van 7 oktober 2022 tot en met
17 oktober 2022 schuldig heeft gemaakt aan het eenvoudig witwassen van een contant geldbedrag. Voor een veroordeling ter zake van eenvoudig witwassen dient wettig en overtuigend te worden bewezen dat het bedrag van enig eigen misdrijf afkomstig is.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte in [plaats] is op verschillende plaatsen in de woning contant geld aangetroffen. In totaal gaat het om € 4.408,20. Niet is gebleken dat verdachte enig legaal inkomen en/of vermogen heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij werkloos is en schulden heeft.
Deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met hetgeen onder de feiten 1 en 3 is overwogen, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden van witwassen van opbrengsten uit eigen misdrijf. Het is immers ook een feit van algemene bekendheid dat met de handel in drugs grote geldbedragen in contanten worden verdiend. Gelet daarop mag van verdachte worden verwacht dat hij een aannemelijke en verifieerbare verklaring geeft voor een eventuele alternatieve herkomst van het geld.
Verdachte heeft verklaard dat hij geld heeft gespaard van giften van familie en dat hij weleens € 4.000,00 heeft gehad van zijn moeder. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring te onduidelijk en te algemeen om te kunnen worden aangemerkt als een aannemelijk en verifieerbare verklaring waar de officier van justitie nader onderzoek naar had moeten doen. Zo heeft verdachte niet aangegeven wanneer hij bedragen zou hebben ontvangen en ook niet van wie en bij welke gelegenheden. De raadsman heeft ter zitting ook aangegeven dat hij hiervan geen nadere stukken heeft.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen aannemelijke en verifieerbare verklaring heeft gegeven voor een alternatieve herkomst van het aangetroffen geldbedrag. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het geldbedrag afkomstig is uit eigen misdrijf (de handel in soft- en harddrugs), zodat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 13 oktober 2023 te [plaats] meermalen opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, MDMA en/of cocaïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2023, te [plaats] geld voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
3.
in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 13 oktober 2023 te [plaats] meermalen opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering, en daarnaast een geldboete van € 2.500,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, bepleit de verdediging aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan de duur langer is dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Hiernaast kan een taakstraf worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft gedurende een jaar drugs - MDMA, cocaïne en hennep - gedeald. Hij vormt door zijn handelen een onmiskenbare schakel in de productie en de uiteindelijke verkoop en het gebruik van zowel soft- als harddrugs. Hij heeft daarmee ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit, waardoor schade en overlast voor de samenleving ontstaat. De straathandel in drugs leidt in het bijzonder bij de bewoners van de wijk waarin wordt gedeald tot overlast en gevoelens van onveiligheid. Dit blijkt ook wel uit de meldingen die bij de politie zijn gedaan. Verder wordt door zowel soft- als harddrugs de gezondheid ernstig bedreigd en leiden drugs veelal, direct of indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Dat is ook de reden dat op dergelijke feiten zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om alle nadelige gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De rechtbank vindt dit dan ook een ernstig feit.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die zijn gebaseerd op de straffen die doorgaans voor vergelijkbare feiten worden opgelegd.
Voor alleen al het met enige regelmaat vanuit een pand en/of op straat dealen van harddrugs gedurende zes tot twaalf maanden, geven deze oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden als uitgangspunt, in geval van een ‘first offender’.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 11 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld voor de handel in soft- en harddrugs. Dit neemt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid mee bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 10 oktober 2025. Daaruit leidt de rechtbank af dat de reclassering, ondanks de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte, zoals het volgen van een opleiding en een stabiel gezinsleven, risico’s ziet op het gebied van dagbesteding en zijn houding. Verdachte heeft, zo schrijft de reclassering, de keuze gemaakt om te gaan handelen in drugs, omdat het een makkelijke manier leek om aan geld te komen. Hij had in de periode voor het delict geen baan en daarmee ook geen inkomen. Verdachte lijkt concrete stappen te zetten naar een delictvrij leven, maar de reclassering is van mening dat deze positieve ontwikkelingen nog pril van aard zijn. Vanwege het fragiele karakter van de reeds op vrijwillige basis ingezette stappen richting dagbesteding en de risicofactoren die de reclassering ziet, acht zij het geïndiceerd om verdachte middels een reclasseringstoezicht te volgen in het vinden en behouden van dagbesteding en te onder- steunen waar nodig.
De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van achttien maanden zoals door de officier van justitie geëist, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte nieuwe strafbare feiten zal plegen, zal de rechtbank hiervan ook zes maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank ziet geen reden om naast deze gevangenisstraf ook nog de door de officier van justitie gevorderde geldboete van € 2.500,00 aan verdachte op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het volgende in beslag genomen goed acht de rechtbank vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat dit goed door middel van de bewezenverklaarde feiten 1 en 3 is verkregen:
- contant geld van € 4.408,20, goednummer PL2000-2023227953-G2648298;
Het volgende in beslag genomen goed acht de rechtbank vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat de bewezenverklaarde feiten 1 en 3 zijn begaan of voorbereid met behulp van dit voorwerp:
- telefoontoestel van het merk Apple, goednummer PL2000-2023227953-2648344 .
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer, omdat de bewezenverklaarde feiten 1 en 3 met behulp van deze voorwerpen zijn begaan:
  • weegapparatuur, goednummer PL2000-2023227953-2648310;
  • weegapparatuur, goednummer PL2000-2023227953-2648315.
De volgende in beslag genomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang:
  • plant, 22,76 gram, met goednummer G2648311;
  • hashish, 0,63 gram, goednummer PL2000-2023227953-G2648317;
7.3
De teruggave
Met betrekking tot de volgende in beslag genomen voorwerpen wordt een last gegeven tot teruggave aan een ander die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt:
  • Schoenen van het merk Louboutin, goednummer PL2000-2023227953-2648306;
  • Tas van het merk Louis Vuitton, goednummer PL2000-2023227953-2648320;
  • Tas van het merk Saint Laurent, goednummer PL2000-2023227953-2648318;
  • Schoenen van het merk Louboutin, goednummer PL2000-2023227953-2648312;
  • Tas van het merk Louis Vuitton, goednummer PL2000-2023227953-2648316.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: eenvoudig witwassen;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoerwordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* dat verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Rooseveltlaan 148 te Bergen op Zoom en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden van betaald werk met een vaste structuur en/of een opleiding volgt of blijft volgen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd:
  • contant geld van € 4.408,20, goednummer PL2000-2023227953-G2648298;
  • telefoontoestel van het merk Apple, goednummer PL2000-2023227953-2648344 ;
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • weegapparatuur, goednummer PL2000-2023227953-2648310;
  • weegapparatuur, goednummer PL2000-2023227953-2648315;
  • plant, 22,76 gram, met goednummer G2648311;
  • hashish, 0,63 gram, goednummer PL2000-2023227953-G2648317;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende:
  • Schoenen van het merk Louboutin, goednummer PL2000-2023227953-2648306;
  • Tas van het merk Louis Vuitton, goednummer PL2000-2023227953-2648320;
  • Tas van het merk Saint Laurent, goednummer PL2000-2023227953-2648318;
  • Schoenen van het merk Louboutin, goednummer PL2000-2023227953-2648312;
  • Tas van het merk Louis Vuitton, goednummer PL2000-2023227953-2648316.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. F.L. Donders en mr. A.M. de Koning, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 oktober 2025.
Mr. De Koning is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2022 tot en met 13 oktober 2023, te [plaats] en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad mefedron, MDMA en/of cocaïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(Art. 10 lid 4 jo art. 2 ahf/ond B en C Opiumwet)
2.
hij in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2023, te [plaats] en/of elders in Nederland meermalen, althans eenmaal, geld, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
(Art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2022 tot en met 13 oktober 2023 te [plaats] en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad hasjiesj en/of hennep, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
(Art. 11 lid 2 jo art. 3 ahf/ond B en C Opiumwet)