Op 11 februari 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen rechter mr. Boersma. Het wrakingsverzoek was ingediend op 29 januari 2025, nadat de verzoeker eerder op 9 januari 2025 een vergelijkbaar verzoek had ingediend dat kennelijk ongegrond was verklaard. De verzoeker was het niet eens met de beslissing van de rechtbank om zijn beroep op zitting te behandelen en had eerder al een uitspraak van de rechter in een andere zaak betwist. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het een opvolgend verzoek betrof zonder nieuwe feiten of omstandigheden. De wrakingskamer besloot dat de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege kon blijven en dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker tegen dezelfde rechter niet in behandeling zou worden genomen, omdat er sprake was van misbruik van recht. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.