Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vermeend rechts inhalen op de Bredasebaan (A58) te Rucphen op 4 februari 2023. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 29 augustus 2025 is betrokkene niet verschenen, en de zittingsvertegenwoordiger heeft schriftelijk een standpunt ingenomen.
Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht. Hij stelde dat hij naast de verbalisant reed en dat deze zijn snelheid verhoogde, waardoor hij per ongeluk rechts voorbijging. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren, maar benadrukte dat het aan betrokkene is om alert te zijn in het verkeer. De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De rechter achtte het aannemelijk dat er sprake was van ongelijkmatig optrekken en niet van rechts inhalen, waardoor de boete ten onrechte was opgelegd.
De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd vernietigd, en bepaald dat het bedrag van € 259,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.