ECLI:NL:RBZWB:2025:7523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
24/8063
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking nachtontheffing na geweldsincident met portiers

Deze uitspraak betreft de intrekking van een nachtontheffing voor een café in Breda door de burgemeester, na een geweldsincident waarbij portiers betrokken waren. Eiseres, de exploitant van het café, is het niet eens met deze intrekking en heeft beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de intrekking onterecht is en dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de nachtontheffing ingetrokken moest worden. De rechtbank vernietigt het besluit van de burgemeester en herroept de intrekking van de nachtontheffing. Eiseres krijgt gelijk en de burgemeester moet de proceskosten vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij bestuursbesluiten en de rol van de burgemeester in het handhaven van de openbare orde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8063

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.P. Wolf),
en

de burgemeester van de gemeente Breda.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een nachtontheffing van [café] aan de [straat] in Breda. Eiseres is het niet eens met de intrekking van deze nachtontheffing door de burgemeester. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan, aan de hand waarvan de rechtbank het beroep beoordeelt.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de nachtontheffing ten onrechte is ingetrokken. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij besluit van 12 september 2023 (primair besluit) heeft de burgemeester de nachtontheffing van [café] ingetrokken per 19 september 2023.
2.1.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 1 november 2023 het primaire besluit geschorst, tot twee weken na de beslissing op bezwaar.
3. Met het bestreden besluit van 17 oktober 2024 heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij is tevens besloten dat de intrekking van de ontheffing vanwege het tijdsverloop niet meer wordt geëffectueerd.
3.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiseres] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] als gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres exploiteert [café] aan de [straat] in Breda. Op 3 december 2019 heeft de burgemeester aan het café een nachtontheffing verleend op grond van de Drank- en Horecaverordening Breda 2014 (DHV).
4.1.
Op 14 mei 2023 was er een ernstig geweldsincident op de [straat], waarbij onder andere twee portiers van [café] waren betrokken.
4.2.
Naar aanleiding van een bestuurlijke rapportage van de politie over dit incident heeft de burgemeester op 22 juni 2023 aan eiseres laten weten dat hij het voornemen had om de nachtontheffing in te trekken.
4.3.
Een door eiseres ingediende zienswijze heeft de burgemeester niet op andere gedachten gebracht, zodat hij bij het primaire besluit de nachtontheffing heeft ingetrokken.
4.4.
De voorzieningenrechter heeft het primaire besluit geschorst tot twee weken na de beslissing op bezwaar, omdat – kort gezegd – de bestuurlijke rapportage onvoldoende is om de intrekking te kunnen dragen.
4.5.
De adviescommissie bezwaarschriften heeft geadviseerd het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren. Daarbij is – kort samengevat – overwogen dat onvoldoende vast staat dat sprake is geweest van het toepassen door de portiers van ongerechtvaardigd buitensporig geweld. Alleen al hierom kan niet worden gezegd dat door het gedrag van de portiers een ernstige verstoring van de openbare orde is opgetreden. Verder is meegewogen dat de intrekking een grote impact heeft op eiseres.
4.6.
In afwijking van dit advies heeft de burgemeester het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is tevens besloten dat de intrekking van de ontheffing vanwege het tijdsverloop niet meer wordt geëffectueerd.
Procesbelang
5. Ter zitting is de vraag aan de orde gesteld of eiseres nog wel procesbelang heeft bij het beroep, nu de intrekking niet is geëffectueerd. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat er geen procesbelang meer is, maar eiseres betwist dit en heeft daartoe een aantal argumenten aangevoerd.
5.1.
Eén van die argumenten was dat onduidelijk is wat de juridische betekenis is van ‘niet effectueren’. Daarbij is door eiseres de vraag opgeworpen of de intrekking niet alsnog kan worden geëffectueerd. Ter zitting is namens de burgemeester toegezegd dat dit niet zal gebeuren. Dit levert dus geen procesbelang op.
5.2.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat eiseres in ieder geval procesbelang heeft vanwege de mogelijkheid dat de intrekking wordt meegewogen bij beslissingen over evenementenvergunningen op grond van de APV. In artikel 2:11, lid 4, onder d van de APV is immers als mogelijke weigeringsgrond opgenomen dat “tegen de organisator in de afgelopen 3 jaar een bestuurlijke sanctie is genomen”. Dat dit tot nu toe feitelijk niet heeft geleid tot het weigeren van een vergunning (zoals de burgemeester heeft betoogd) doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het (proces)belang van eiseres.
Inhoudelijke beoordeling
6. De burgemeester heeft, ter motivering van de afwijking van het advies van de adviescommissie bezwaarschriften, gesteld dat door toedoen van de portiers de openbare orde ernstig in gevaar is gebracht dan wel bedreigd. Zij hebben buiten de grenzen van redelijkheid in hun rol als portiers gehandeld, met dermate ernstig geweld als gevolg waarvan een bezoeker ernstige verwondingen heeft overgehouden, terwijl zij moeten bijdragen aan een positief veiligheidsklimaat. Dit oordeel is gebaseerd op de camerabeelden, het verloop van het incident volgens de bestuurlijke rapportage, de verwondingen van het slachtoffer, getuigenverklaringen en de uitgeschreven beelden. Alles tezamen is zeer aannemelijk dat het geweld extreem en disproportioneel was. Niet leidend is of daadwerkelijk tegen het hoofd is geschopt, maar de mate en vorm van geweld hebben ook de veiligheid van anderen in gevaar gebracht. Er is geen onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling vereist voor een bestuurlijke maatregel. Het gaat om het gevaar of de bedreiging van de openbare orde. De strafrechtelijke vrijspraak is dan ook niet relevant volgens de burgemeester.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat sprake is van (kort samengevat):
  • schending van de onschuldpresumptie als bedoeld in artikel 6, lid 2 EVRM,
  • schending van artikel 10, lid 1, sub d, onder 3 van de DHV,
  • onzorgvuldige voorbereiding en strijd met het motiveringsvereiste en
  • schending van artikel 3:4 van de Awb (belangenafweging).
8. Vast staat dat er zich op 14 mei 2023 een geweldsincident heeft voorgedaan op de [straat], waarbij twee portiers van [café] waren betrokken. Dit incident was dermate ernstig dat naar het oordeel van de rechtbank sprake was van een bedreiging van of gevaar voor de openbare orde als bedoeld in artikel 10, lid 3 van de DHV, die zou kunnen leiden tot intrekking van de nachtontheffing. Daar kan uiteraard alleen sprake van zijn als het geweld kan worden toegerekend aan eiseres als ontheffinghouder. Volgens de burgemeester is daarvan sprake omdat - kort gezegd - door de portiers van [café] ongerechtvaardigd buitensporig geweld is gebruikt.
8.1.
De rechtbank overweegt dat de burgemeester zelfstandig kan en moet beoordelen of daarvan sprake is. Daarbij is hij niet gebonden aan het oordeel van de strafrechter over de schuld van de portiers in strafrechtelijke zin. Het bestuursrechtrechtelijke beoordelingskader is immers anders dan het strafrechtelijke beoordelingskader. Dit neemt echter niet weg dat de burgemeester een strafrechtelijke vrijspraak in zijn beoordeling dient te betrekken.
8.2.
Het gaat hier om de vaststelling van feiten en de interpretatie daarvan. Opvallend is dat de burgemeester daarbij niet alleen tot een ander oordeel komt dan de politierechter, maar ook afwijkt van het advies van de adviescommissie bezwaarschriften. De rechtbank gaat ervan uit dat de burgemeester over hetzelfde dossier beschikte als de politierechter, met dit verschil dat de burgemeester ook beschikte over een bestuurlijke rapportage. Die bestuurlijke rapportage is wat de feiten betreft echter gebaseerd op het strafdossier, zodat daaraan geen zelfstandige betekenis kan toekomen.
8.3.
Het standpunt van de burgemeester dat sprake was van ongerechtvaardigd buitensporig geweld door de portiers strookt niet met het oordeel van de politierechter, die de portiers heeft vrijgesproken en ontslagen van rechtsvervolging omdat sprake was van noodweer. Kennelijk achtte de politierechter het door de portiers gebruikte geweld noodzakelijk en proportioneel. Dit laatste aspect is ook van belang voor de vraag of de portiers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het gebruikte geweld. Naar het oordeel van de rechtbank lag het op de weg van de burgemeester om te motiveren waarom hij anders oordeelt over de verantwoordelijkheid van de portiers dan de politierechter en de adviescommissie bezwaarschriften. De conclusie van de burgemeester dat het geweld disproportioneel was, wordt echter niet nader gemotiveerd.
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom volgens hem sprake is van ongerechtvaardigd buitensporig geweld waarvoor de portiers (en indirect eiseres) verantwoordelijk zijn.
8.5.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de beslissing van de burgemeester niet kan worden gedragen door de motivering die hij daaraan ten grondslag heeft gelegd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
9.1.
Hoewel een dergelijk gebrek zich in beginsel leent voor reparatie, ziet de rechtbank daarvoor in dit geval praktisch gezien weinig ruimte meer. Het is de burgemeester immers tot nog toe niet gelukt om de intrekking, in afwijking van het duidelijke andersluidende advies van de adviescommissie bezwaarschriften, deugdelijk te onderbouwen. Met name gelet ook op het tijdsverloop zal de rechtbank daarom zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit tot intrekking van de nachtontheffing te herroepen.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 3.108,- totaal vanwege de rechtsbijstand door een gemachtigde (telkens 1punt voor het bezwaarschrift, de hoorzitting, het beroepschrift en de zitting).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 17 oktober 2024;
- herroept het besluit van 12 september 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 3.108,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 3 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Drank- en Horecaverordening Breda 2014

Artikel 10

1.Het is de leidinggevende(n) verboden:
a.in zijn/haar Drank- en Horeca-inrichting of alcoholvrije inrichting die gelegen is binnen of buiten het uitgaansgebied zoals aangegeven is in artikel 1. lid 6, bezoekers te hebben of toe te laten tussen 02.00 en 07.00 uur.
b.in zijn/haar broodjeszaak bezoekers te hebben of toe te laten dagelijks tussen 04.30 en 07.00 uur en waarbij het verboden is om na 02.00 uur bezoekers op het terras te hebben of toe te laten;
c.In afwijking van lid 1 onder a. kan de burgemeester voor Drank- en Horeca-inrichtingen die gelegen zijn in het uitgaansgebied ontheffing verlenen van het verbod om bezoekers in zijn of haar Drank- en Horeca-inrichting te hebben of toe te laten tussen 02.00 uur en 07.00 uur met dien verstande dat de ontheffing kan worden verleend voor de periode van 02.00 uur tot 04.00 uur, en dat het daarbij verboden is om tussen 02.00 uur en 04.00 uur bezoekers op het terras te hebben of toe te laten.
d.De ontheffingen onder c. genoemd worden geweigerd of ingetrokken als:
1.de leidinggevende(n) van enig slecht levensgedrag is (zijn);
2.de inrichting niet gelegen is binnen het uitgaansgebeid zoals omschreven in artikel 1. lid 6 van deze verordening;
3.gevaar of bedreiging voor de openbare orde en veiligheid en zedelijkheid kan of is ontstaan dan wel ernstige vrees bestaat voor aantasting van het woon en leefklimaat;
4.indien er geen gecertificeerd beveiligingspersoneel werkzaam is waarvan het aantal en het tijdstip van inzet door de burgemeester wordt bepaald
5.indien er een veiligheidsplan ontbreekt of dit niet deugdelijk is of dat niet door de burgemeester goedgekeurd is;
6.indien niet langer wordt voldaan aan de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen;
7.op schriftelijk verzoek van de exploitant.
[…]