Op 30 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] B.V. en het UWV, met zaaknummer 21/3429 WIA. De rechtbank heeft in deze einduitspraak de door haar ingeschakelde deskundige gevolgd en geoordeeld dat de werkneemster terecht geen IVA-uitkering is toegekend. De rechtbank had eerder op 11 mei 2023 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit van het UWV berustte op onvoldoende onderzoek en gebrekkige motivering, in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na de tussenuitspraak heeft het UWV gereageerd en is er een deskundige ingeschakeld om nader onderzoek te verrichten. De deskundige, verzekeringsarts [naam 1], heeft op 29 januari 2025 gerapporteerd dat de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster op de datum in geding (18 augustus 2020) niet duurzaam was. De rechtbank heeft het deskundigenrapport als overtuigend beoordeeld en heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding was om de deskundige niet te volgen. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 1.360,50, en het UWV moet het griffierecht van € 360,- vergoeden.