ECLI:NL:RBZWB:2025:7541

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
21/1999 WGA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WGA-uitkering en risico toerekening aan werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en het UWV. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 9 april 2021, waarin de WGA-uitkering van een werkneemster aan eiseres werd toegerekend. De werkneemster was op 21 augustus 2018 uitgevallen en had recht op een WGA-uitkering met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiseres betwistte de toerekening van de uitkering aan haar en stelde dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar de oorsprong van de arbeidsongeschiktheid en de toepasselijkheid van artikel 82, zesde lid, van de WIA. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op goede gronden de WGA-uitkering aan eiseres heeft toegerekend, aangezien de werkneemster op het moment van uitval in dienst was bij eiseres en de wachttijd voor de WGA-uitkering was aangevangen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de toekenning van de WGA-uitkering en dat eiseres geen recht had op een proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1999 WGA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. B.J. Bloemendal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,

Procesverloop

1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 april 2021 (bestreden besluit).
1.1.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Bergen op Zoom op 30 maart 2023, tegelijkertijd met het andere beroep van eiseres met zaaknummer BRE 21/3429 WIA. Hieraan heeft deelgenomen mr. M. Reitsma namens het UWV.
1.3.
De rechtbank heeft met een beslissing van 11 mei 2023 het onderzoek heropend.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op 24 oktober 2025 gesloten.

Overwegingen

2. Het UWV heeft met een besluit van 23 november 2020 aan [werkneemster] (hierna: werkneemster) met ingang van 18 augustus 2020 een WGA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van diezelfde datum is deze uitkering aan eiseres toegerekend. Eiseres heeft tegen laatstgenoemd besluit op 2 december 2020 bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. Eiseres stelt dat het UWV ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken of de arbeidsongeschiktheid van werkneemster is ontstaan vanuit het dienstverband met haar en of de wachttijd volledig is doorlopen. Ook heeft het UWV nagelaten te onderzoeken of de uitzondering van artikel 82, zesde lid, van de WIA aan de orde is. Verder stelt eiseres dat het mogelijk is dat aan werkneemster in plaats van een WGA-uitkering een IVA-uitkering wordt toegekend. In dat geval wordt de uitkering niet toegekend aan een eigenrisicodrager.
4. De vraag die beantwoord moet worden is of het UWV op goede gronden de aan werkneemster toegekende WGA-uitkering aan eiseres heeft toegerekend.
4.1.
Op grond van artikel 82 van de WIA draagt de eigenrisicodrager het risico van betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in dienstbetrekking stond.
4.2.
Werkneemster is op 21 augustus 2018 uitgevallen. Zij was toen in dienst bij eiseres. Op dat moment is de wachttijd, die bij de WGA-uitkering van de werkneemster in acht is genomen, aangevangen. Dat betekent dat het UWV terecht de aan werkneemster toegekende rechten op een WGA-uitkering onder het risico van eiseres heeft gebracht. Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op het bepaalde in artikel 82, zesde lid, van de WIA overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat aan één van de hierin vermelde situaties wordt voldaan. Voor zover eiseres heeft gesteld dat aan werkneemster in plaats van een WGA-uitkering een IVA-uitkering wordt toegekend, in welk geval de uitkering niet wordt toegekend aan een eigenrisicodrager, overweegt de rechtbank onder verwijzing naar haar uitspraak van heden in de zaak BRE 21/3429 WIA dat terecht aan werkneemster met ingang van 18 augustus 2020 een WGA-uitkering en geen IVA-uitkering is toegekend.

Conclusie

5. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 30 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.