ECLI:NL:RBZWB:2025:755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
02-100888-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting na beoordeling van dwang en wederzijdse instemming

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat er sprake was van dwang. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting van de aangeefster op 22 maart 2024. De rechtbank concludeerde dat de aangifte van de aangeefster, hoewel gedetailleerd, inconsistenties vertoonde en dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de aanwezigheid van dwang.

De rechtbank onderzocht de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster en de context van de seksuele handelingen. De rechtbank stelde vast dat er een lange voorgeschiedenis was tussen de verdachte en de aangeefster, met veelvuldig contact via sociale media en telefonische gesprekken. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen, hoewel omstreden, niet onder dwang hadden plaatsgevonden, omdat de aangeefster niet ondubbelzinnig had aangegeven niet open te staan voor seksueel contact. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij de grenzen van de aangeefster had overschreden, gezien de context van hun seksuele fantasieën en eerdere interacties.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-100888-24
vonnis van de meervoudige kamer van 13 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
raadsvrouw mr. A.G.A. Aben, advocaat te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [aangeefster].

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De aangifte is consistent en betrouwbaar. De aangifte vindt voldoende steun in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Niet wordt betwist dat er sprake is geweest van de ten laste gelegde seksuele handelingen tussen verdachte en aangeefster, maar dit is gebeurd met wederzijdse instemming. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de dwang.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Niet ter discussie staat dat er op 22 maart 2024 een fysieke ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [aangeefster] en verdachte, waarbij seksuele handelingen zijn verricht. Verdachte is door aangeefster oraal bevredigd. [aangeefster] en verdachte hebben beiden een andere versie van wat er zich op 22 maart 2024 heeft afgespeeld. [aangeefster] heeft aangifte gedaan van verkrachting, omdat zij de seksuele handelingen onder dwang heeft verricht. Verdachte bekent de ten laste gelegde dwanghandelingen en de seksuele handelingen grotendeels, maar betwist dat er sprake is geweest van daadwerkelijke dwang. De dwanghandelingen waren onderdeel van de seksuele fantasie van verdachte en [aangeefster]. Verdachte stelt dat hij met wederzijdse instemming heeft gehandeld.
Betrouwbaarheid aangeefster
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of zij de verklaring van [aangeefster] betrouwbaar acht. Daarbij slaat de rechtbank acht op de gedetailleerdheid, consistentie en concreetheid van de verklaring.
[aangeefster] heeft concreet en gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen op 22 maart 2024. Zij heeft verklaard dat zij die dag berichten heeft ontvangen van verdachte waaruit bleek dat hij onderweg was naar haar woonplaats. Om te voorkomen dat verdachte de naaktfoto’s van [aangeefster] aan haar zoon zou tonen heeft zij met verdachte afgesproken bij de paardenstal. Zij heeft haar locatie met verdachte gedeeld. Verdachte is bij de paardenstal aangekomen en uit zijn auto gestapt. Hij is naar de auto van [aangeefster] gelopen, heeft het bestuurdersportier opengetrokken en heeft [aangeefster] geslagen. [aangeefster] heeft verdachte vervolgens oraal moeten bevredigen waarna verdachte is klaargekomen. De rechtbank merkt op dat de verklaring van [aangeefster] de nodige inconsistenties bevat. Zo heeft [aangeefster] bij het informatief gesprek verklaard dat zij verdachte enkel oraal heeft bevredigd in de auto, maar heeft zij bij de aangifte verklaard dat zij hem ook al toen hij nog buiten de auto stond heeft moeten bevredigen. Bij de politie verklaart verdachte dat hij tegen [aangeefster] heeft gezegd dat zij zich moest blinddoeken. Wanneer de politie later aan [aangeefster] vraagt of er gebruik is gemaakt van attributen verklaart [aangeefster] dat zij zich heeft geblinddoekt. Het bevreemdt de rechtbank dat [aangeefster] hierover niet uit eigen beweging in haar aangifte heeft gesproken, juist nu het niet kunnen zien van wat er gebeurde een essentieel onderdeel van de beleving moet zijn geweest.
Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [aangeefster] voldoende wordt ondersteund door de rest van het dossier. Hoewel de verklaring van verdachte en [aangeefster] uiteenlopen, komen zij namelijk ook op belangrijke punten overeen. Naar het oordeel van de rechtbank draagt dit bij aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangeefster]. Verdachte bekent te hebben gezegd dat hij de naaktfoto’s van [aangeefster] openbaar zou maken. Ook bekent hij [aangeefster] te hebben geslagen en te hebben gezegd “Ga je mij pijpen”. Verdachte bekent ook dat [aangeefster] hem vervolgens oraal heeft bevredigd. De verklaring van [aangeefster] wordt daarnaast ondersteund door de verklaring van haar vriend [naam]. [aangeefster] heeft direct na de seksuele handelingen hem een bericht gestuurd en vervolgens hevig geëmotioneerd met hem gebeld. [aangeefster] heeft toen aan hem verteld wat er zojuist was gebeurd bij de paardenstal. Ten slotte wordt de verklaring van [aangeefster] ondersteund door de chatberichten tussen haar en verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de verklaring van [aangeefster] betrouwbaar en geloofwaardig, gelet op het steunbewijs. Vanwege de inconsistenties en de voorgeschiedenis, waar de rechtbank in het kader van de dwang nader op zal ingaan, zal de rechtbank de verklaring van [aangeefster] wel met de nodige voorzichtigheid hanteren.
Dwang
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of uit het dossier voldoende blijkt dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden.
Van ‘dwang’ in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake wanneer een verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat een slachtoffer de handelingen tegen zijn/haar wil heeft verricht of ondergaan. Deze dwang kan worden veroorzaakt door (bedreiging met) geweld of (bedreiging met) andere feitelijkheden van verdachte richting het slachtoffer. Om te kunnen spreken van dwang in de zin van artikel 242 Sr moet de dwang van een zodanig gewicht zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanige al dan niet bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat een deel van de ten laste gelegde gedachtestreepjes waarin de dwanghandelingen zijn opgenomen hebben plaatsgevonden na de orale seks. Deze handelingen kunnen niet hebben bijgedragen aan het doen ontstaan van een situatie waarbij [aangeefster] de seksuele handelingen, te weten de orale seks, tegen haar wil heeft verricht.
Om te kunnen oordelen over de aanwezigheid van dwang in de zin van artikel 242 Sr is het van belang dat de rechtbank acht slaat op de onderlinge verhouding tussen verdachte en [aangeefster]. In dit kader stelt de rechtbank vast dat er sprake is van een lange voorgeschiedenis tussen verdachte en [aangeefster]. Verdachte en [aangeefster] hebben voorafgaand aan de ontmoeting veelvuldig contact gehad via Facebook Messenger en telefonisch. In het dossier bevinden zich chatberichten vanaf 6 oktober 2023. Beiden verklaren echter dat de (online) relatie al geruime tijd eerder was begonnen. De rechtbank begrijpt uit de inhoud van de chatberichten dat het onlinecontact tussen verdachte en [aangeefster] van seksuele aard was. Zij verklaren hierover ook zelf. Zo verklaart [aangeefster] dat zij de onderdanige rol en verdachte de dominante rol speelde. Uit de chatberichten blijkt dat verdachte en [aangeefster] samen een seksuele fantasie hebben gecreëerd waar ruige seksuele handelingen een onderdeel van waren. Zo stuurt verdachte op 16 oktober 2023 een bericht naar [aangeefster] waarin hij zegt “Wil die bek van je kkr hard verkrachten”. [aangeefster] reageert hier uitdagend op door te zeggen “Oooh is dat zo” en “Gaat een beetje moeilijk he online”. Verdachte stelt vervolgens voor af te spreken bij de paarden van [aangeefster]. Verderop in het gesprek zegt verdachte “Wil je me Marokkaanse pik wel hebben?”. [aangeefster] reageert hierop door te zeggen “Je moest eens weten hoe erg ik die wou hebben, maar jij wou ni”. Op 16 oktober 2023 stuurt [aangeefster] tevens het volgende naar verdachte “Ik wil kk hard aangepakt worden, slaan, spugen, ondergezeken worden, vernederd worden, pijn krijgen in me hoofd was dat ook met marokaan .... Maar is iets anders gelopen. alleen hij spuugt en pist me niet onder en vernederd me ook niet... Maar behandelt me wel als een gebruiks hoertje”. Op 22 oktober 2023 stuurt [aangeefster] naar verdachte dat zij aan het bijkomen is van verkrachtingen.
Alhoewel het hebben van een dergelijk seksueel online contact niet maakt dat hiermee aan de verdachte een vrijbrief is gegeven tot het uitvoeren van de seksuele fantasie, is de rechtbank wel van oordeel dat het gezamenlijk hebben van fantasieën over ruig seksueel contact relevant is voor de aanwezigheid van de dwang als bedoeld in artikel 242 Sr. De door verdachte bekende dwanghandeling, te weten het slaan in het gezicht van [aangeefster], past immers ook bij de (ruige) seksuele fantasie die verdachte en [aangeefster] gezamenlijk hebben gecreëerd. Het is daarom de vraag of het voor verdachte kenbaar is geweest dat hij de grenzen van [aangeefster] heeft overschreden, waardoor de seksuele handelingen onvrijwillig waren.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gesteld worden dat [aangeefster] op enig moment op ondubbelzinnige wijze heeft aangegeven niet open te staan voor seksueel contact. Uit haar eigen verklaring blijkt dat zij dit op het moment van de orale seks niet heeft aangegeven. Ook blijkt uit de chatberichten niet van een ‘ondubbelzinnige nee’. Zo blijft [aangeefster] reageren op de berichten van verdachte en stuurt zij op 21 maart 2024 naar verdachte dat het niet enkel bij praten blijft als zij zouden afspreken. Daarnaast geeft verdachte aan dat hij op 22 maart 2024 kort voor het incident telefonisch contact heeft gehad met [aangeefster], dat zij hem toen heeft uitgenodigd bij de paardenstal en heeft aangegeven het seksuele contact zelf ook te willen. De verklaring van verdachte correspondeert met de telefoongegevens in het dossier. [aangeefster] is door de politie niet bevraagd over de inhoud van het telefonisch contact. De rechtbank kan de juistheid van de verklaring van verdachte over het telefoongesprek, mede gelet op de inhoud van de chatberichten, niet uitsluiten. Daarnaast ziet de rechtbank het feit dat [aangeefster] uit eigen beweging haar locatie op de afgelegen paardenstal met verdachte heeft gedeeld, zichzelf heeft geblinddoekt in de auto en hier op verdachte heeft gewacht als een contra-indicatie voor de aanwezigheid van dwang. [aangeefster] stelt dit te hebben gedaan, omdat verdachte dreigde haar naaktfoto’s openbaar te maken en deze aan haar zoon te tonen. Echter, naar het oordeel van de rechtbank veroorzaakte deze handeling van verdachte niet een dusdanige bedreiging voor [aangeefster] dat zij zich daar in redelijkheid niet aan kon onttrekken. Verdachte had immers al vaker, als onderdeel van hun seksuele contact, gedreigd de foto’s openbaar te maken. Zo stuurt [aangeefster] op 6 oktober 2023 “Ja heb al meerdere malen moeten lezen dat je me fotos ging verspreiden”. Ook verdachte heeft verklaard dit al meerdere malen eerder gedaan te hebben en dat het onderdeel uitmaakte van hun ‘spel’. De rechtbank ziet niet in op welke manier de situatie op 22 maart 2024 afwijkt van eerdere situaties en waardoor dit bij [aangeefster] de angst heeft opgeroepen dat verdachte de foto’s deze keer daadwerkelijk openbaar zou maken.
Gelet op de signalen die [aangeefster] voor de ontmoeting op 22 maart 2024 heeft gegeven aan verdachte, acht de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat verdachte ervan uitging dat [aangeefster] hun gezamenlijke seksuele fantasie wilde uitvoeren. Na afloop van het incident hebben verdachte en [aangeefster] nog contact gehad. Uit dit contact maakt de rechtbank op dat [aangeefster] met name van slag is door en tegen verdachte klaagt over de (harde) klap tegen haar hoofd. Uit het verhoor van [naam] blijkt tevens dat [aangeefster] houdt van ruige seks, maar dat zij geen blijvende schade of blauwe plekken op zichtbare plekken wil hierdoor. [naam] geeft aan dat dit de grens van [aangeefster] is. De rechtbank sluit daarom niet uit dat met name door de (harde) klap tegen haar hoofd de grens van [aangeefster] is overschreden. Alles tezamen en in onderlinge samenhang bezien is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de seksuele handelingen, te weten het oraal bevredigen, tegen haar wil werden verricht en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
De rechtbank acht daarom niet overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 22 maart 2024 te [plaats], gemeente Terneuzen
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte zijn penis in
de mond van die [aangeefster] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit;
- het dreigen naaktfoto's en/of -filmpjes van die [aangeefster] te verspreiden en/of aan
haar zoon te tonen, en/of
- het dreigen die [aangeefster] thuis op te zoeken, en/of
- die [aangeefster] te zeggen met verdachte op een afgelegen plek af te spreken, en/of
- die [aangeefster] te zeggen haar ogen te bedekken, en/of
- het met de vuisten tegen/op het gezicht/hoofd van die [aangeefster] slaan/stompen,
en/of
- het dichtknijpen, althans vastpakken, van de keel, en/of
- het knijpen in het gezicht van die [aangeefster], en/of
- het bij het hoofd en/of haren vastpakken, en/of
- het hoofd van die [aangeefster] op de motorkap te duwen/slaan, en/of
- het spugen in het gezicht van die [aangeefster], en/of
- het naar beneden trekken van de broek van die [aangeefster], en/of
- het slaan op/tegen de billen, en/of
- het toevoegen van de woorden "dit is toch wat je wilt kankerhoer" en/of "van wie
ben jij" en/of "ga je me pijpen"en/of "je blijft zo staan en als ik zie dat je je beweegt
dan kom ik terug en sla ik je helemaal ik elkaar" en/of "doorslikken, doorslikken",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )