ECLI:NL:RBZWB:2025:7570

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
25/1656
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) door het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen

In deze zaak heeft eiser op 11 januari 2024 een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo) bij het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen. Het verzoek betrof de openbaarmaking van alle documenten met betrekking tot een specifiek project vanaf 2018. Vanwege de ruime omvang van het verzoek heeft het waterschap de behandeling deels uitbesteed aan een externe adviseur. Eiser is uitgenodigd voor een gesprek op 23 februari 2024 om het verzoek te preciseren, maar de rechtbank oordeelt dat eiser zijn verzoek niet voldoende heeft gepreciseerd.

Op 5 augustus 2024 heeft het dagelijks bestuur aan eiser meegedeeld dat zijn verzoek primair niet in behandeling wordt genomen en subsidiair wordt afgewezen op grond van misbruik van recht. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is op 14 januari 2025 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft op 24 september 2025 het beroep behandeld. De rechtbank oordeelt dat het dagelijks bestuur zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het verzoek te algemeen geformuleerd was en dat eiser niet voldoende heeft meegewerkt aan de precisering van zijn verzoek. De rechtbank concludeert dat het dagelijks bestuur bevoegd was om het Woo-verzoek buiten behandeling te stellen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser het griffierecht niet vergoed krijgt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 30 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1656 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen

(gemachtigde: mr. J.H.M. Huizinga).

Procesverloop

1. Eiser heeft op 11 januari 2024 drie verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo) ingediend bij het dagelijks bestuur. Hij heeft onder meer verzocht om openbaarmaking van alle documenten vanaf 2018 met betrekking tot het [project] .
1.1.
Eiser is door het dagelijks bestuur uitgenodigd voor een gesprek op 23 februari 2024 om het verzoek te preciseren. Dit gesprek heeft plaatsgevonden. Gezien de omvang van het verzoek heeft het waterschap de behandeling deels uitbesteed aan [adviseur]. Eiser is bij diverse brieven schriftelijk uitgenodigd om zijn verzoek te preciseren. Eiser heeft op 17 juni 2024 via e-mail gereageerd.
1.2.
Bij besluit van 5 augustus 2024 is aan eiser meegedeeld dat zijn verzoek primair niet in behandeling wordt genomen. Subsidiair wordt zijn verzoek afgewezen op grond van misbruik van recht.
1.3.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 augustus 2024.
1.4.
Bij besluit van 14 januari 2025 (bestreden besluit) is het bezwaar van eiser, onder verwijzing naar het advies van de Commissie behandeling bezwaren waterschap Scheldestromen , ongegrond verklaard.
1.5.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.6.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het waterschap bijgestaan door [persoon] .

Beoordeling door de rechtbank

2. In artikel 4.1., vijfde lid, van de Woo is bepaald dat indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de verzoeker verzoekt om het verzoek te preciseren en het de verzoeker daarbij behulpzaam is. Op grond van artikel 4.1., zesde lid, van de Woo kan het bestuursorgaan besluiten een verzoek niet te behandelen, indien de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld in het vijfde lid.
3. Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft meegewerkt aan precisering van zijn verzoek. Daarom is volgens het dagelijks bestuur terecht besloten om het Woo-verzoek buiten behandeling te stellen.
4. Eiser voert in beroep aan dat hij zijn Woo-verzoek van 11 januari 2024 heeft gepreciseerd. Hij wijst op het gesprek van 23 februari 2024. Dat het waterschap [adviseur] heeft ingeschakeld zonder voorafgaande kennisgeving of aantoonbaar mandaat, acht eiser onrechtmatig.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het dagelijks bestuur zich op het standpunt mogen stellen dat het Woo-verzoek te algemeen geformuleerd is. Zo is in het verzoek bijvoorbeeld niet uitgelegd waarom er voor een bepaald tijdvak is gekozen en wordt er in het algemeen gevraagd naar het [project] en alle mogelijke documenten. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de zoekslag 70.000 pagina’s opleverde.
5.1.
In het geval een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt een bestuursorgaan op grond van artikel 4.1, vijfde lid, van de Woo de verzoeker om het verzoek te preciseren en is het de verzoeker daarbij behulpzaam. Het gaat om het gezamenlijk zoeken naar een rechtvaardige invulling van het verzoek.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser door het dagelijks bestuur is uitgenodigd voor een gesprek op 23 februari 2024 om het verzoek te preciseren. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat eiser zijn verzoek in dit gesprek niet heeft gepreciseerd. Daarbij wijst de rechtbank op het verslag van het gesprek. Volgens dit verslag heeft eiser aangegeven dat alles wat hij gevraagd heeft van belang is.
5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat het dagelijks bestuur eiser voldoende behulpzaam is geweest bij het proberen te komen tot precisering. Dat het dagelijks bestuur daarbij [adviseur] heeft ingeschakeld, maakt dit niet anders. Het staat een bestuursorgaan vrij zich voor de behandeling van omvangrijke verzoeken te laten bijstaan door een externe partij. Na het gesprek op 23 februari 2024, waarin overigens aan eiser is meegedeeld dat een externe partij zal worden ingeschakeld, is eiser meerdere keren schriftelijk benaderd voor een vervolg-overleg. Tot een nader overleg is het niet gekomen. Eiser heeft enkel op 17 juni 2024 een e-mail gestuurd waarin hij spreekt over prioritering van zijn verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank is van precisering van zijn verzoek in deze e-mail geen sprake.
5.4.
Gelet op het voorgaande was het dagelijks bestuur bevoegd om het Woo-verzoek buiten behandeling te stellen.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A.M. van Hoof, griffier en openbaar gemaakt op 30 september 2025 door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.