ECLI:NL:RBZWB:2025:7589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
02-182054-25, 02-085068-25 (TUL), 18-030074-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel na herhaalde winkeldiefstallen door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op meerdere momenten schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 juni 2025 en 11 juli 2025 goederen heeft weggenomen van Albert Heijn, met een totale waarde van € 480,03. De verdachte is eerder veroordeeld en heeft een uitgebreide justitiële documentatie, wat heeft geleid tot de conclusie dat hij een veelpleger is. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldaan is aan de voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel, zoals vastgelegd in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft geen aftrek van het voorarrest toegepast, omdat de verdachte in een gedwongen kader begeleid kan worden bij zijn problematiek. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de ISD-maatregel al twee jaar in beslag zal nemen. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van goederen en ter voorkoming van verdere recidive.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-182054-25
Parketnummer TUL: 02-085068-25; 18-030074-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 november 2025
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
gedetineerd in de P.I. [locatie],
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. R. in ’t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn als deskundige gehoord mevrouw [deskundige] van Emergis Verslavingszorg en mevrouw [naam], ambulant begeleider van verdachte.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee diefstallen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide diefstallen heeft gepleegd.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor feit 1 aan het oordeel van de rechtbank en bepleit vrijspraak voor feit 2, aangezien sprake is van vrijwillige terugtred.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal onder feit 1. Er is aangifte gedaan van diefstal en verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd.
Voor wat betreft feit 2 is eveneens aangifte gedaan en zijn de camerabeelden beschreven in een proces-verbaal. De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred. Daarvan kan alleen sprake zijn indien het gaat om voorbereiding of een poging van een misdrijf dat niet is voltooid. Uit vaste rechtspraak volgt dat sprake is van een voltooide diefstal wanneer een dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over een goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Verdachte heeft door het verplaatsen van de goederen van het winkelmandje naar zijn tas deze goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Door het losdraaien van de dop van het AA-flesje heeft hij zich de feitelijke heerschappij over het flesje verschaft. Er is dus sprake van een voltooide diefstal. Vrijwillige terugtred is in dat geval niet mogelijk. De rechtbank acht ook deze diefstal wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 15 juni 2025 te [plaats] verzorgingsproducten (t.w.v. € 480,03) die aan Albert Heijn (gevestigd aan de [adres]) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2
op 11 juli 2025 te [plaats] meerdere pakken wasmiddel en meerdere pakken vaatwastabletten en een AA-drankje die aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. Aan de wettelijke vereisten daarvoor is voldaan. De officier van justitie acht deze maatregel noodzakelijk ter bescherming van de maatschappelijke veiligheid en voorkoming van verdere recidive.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, omdat er mogelijkheden bestaan om het recidiverisico te verminderen en verdachte te begeleiden met ambulante behandeling. Dat is ter zitting bevestigd door getuige [naam]; de herstel- en-re-integratiecoach van verdachte. Bovendien zal een onvoorwaardelijke ISD-maatregel ervoor zorgen dat verdachte zijn woning verliest. De verdediging verzoekt een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en aanvullend eventueel een voorwaardelijke straf of voorwaardelijke ISD-maatregel, als de rechtbank dat noodzakelijk acht. Aan de voorwaardelijke straf of maatregel kunnen dan de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals deze ook waren opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 15 juni en 11 juli 2025 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit zijn vervelende en overlast veroorzakende feiten, omdat ze leiden tot schade voor de betrokken supermarkten en overlast voor de maatschappij. Verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Op 15 juni 2025 heeft verdachte goederen met een flinke waarde gestolen, te weten
€ 480,03. Het feit van 11 juli 2025 heeft verdachte gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een uitgebreide justitiële documentatie heeft en dat sprake is van veelvuldige recidive van onder meer vermogensdelicten.
Uit het reclasseringsrapport van 8 oktober 2025 volgt dat verdachte een zeer actieve veelpleger is, dat hij licht verstandelijk beperkt en middelenverslaafd is. Verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding, staat onder bewind en heeft een WIA-uitkering. Verdachte woont na een zwervend bestaan sinds mei 2025 zelfstandig. Desondanks kan de reclassering niet spreken van beschermende factoren, aangezien verdachte in de periode na het verkrijgen van die woning strafbare feiten heeft gepleegd. Eerdere forse gevangenisstraffen, ambulante en klinische behandeltrajecten, begeleidingstrajecten en reclasseringstoezicht hebben niet geleid tot gedragsverandering en recidivevermindering. Daar komt bij dat eerdere reclasseringstrajecten voortijdig negatief zijn geretourneerd. Daarom acht de reclassering een voorwaardelijke ISD-maatregel niet haalbaar. Verdachte wordt al lange tijd begeleid door [naam]. Hij heeft bij haar op eigen initiatief, via het UVW, zorg ingekocht. Ondanks de gezette stappen met behulp van deze begeleiding blijft verdachte strafbare feiten plegen. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en ziet geen mogelijkheden om hier enige invloed op uit te oefenen door middel van een straf met bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert in geval van een veroordeling aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Binnen deze maatregel kan diagnostisch en neurologisch onderzoek plaatsvinden en kan er onderzocht worden welke interventies geïndiceerd zijn. [deskundige] heeft dit advies ter zitting bevestigd.
De rechtbank dient te beoordelen of aan verdachte een ISD-maatregel kan en moet worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan de oplegging van een ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl hij in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld en het feit bovendien is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Ook is voldaan aan de door het Openbaar Ministerie aanvullend gehanteerde Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren meer dan tien processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het afgelopen kalenderjaar. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsadvies dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist. Dat betekent dat aan verdachte een ISD-maatregel kan worden opgelegd.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de oplegging van een ISD-maatregel passend is. De ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive. Daarnaast kan tijdens de maatregel worden gewerkt aan de problematiek van verdachte. De ISD-maatregel moet, gelet op de duur en het karakter van de maatregel, als ultimum remedium worden beschouwd.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte veelvuldig recidiveert. Gelet op het dossier, waaronder de reclasseringsrapporten, en hetgeen is besproken tijdens de zitting, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om met bijzondere voorwaarden en toezicht de reële kans op recidive te beperken. De rechtbank weegt daarbij in het bijzonder mee dat eerdere reclasseringstrajecten voortijdig negatief zijn geretourneerd en dat verdachte gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, terwijl aan hem een laatste kans werd geboden om een ISD-maatregel te vermijden, een strafbaar feit heeft gepleegd. Verdachte heeft meerdere kansen gekregen, maar deze niet benut. De rechtbank is er daarom van overtuigd dat het verdachte niet zal lukken om in vrijheid, in het kader van een voorwaardelijke straf, tot een gedragsverandering te komen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van wat hiervoor is overwogen het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren wenselijk en noodzakelijk is voor de veiligheid van goederen. Omdat verdachte in een gedwongen kader kan worden begeleid bij de behandeling van zijn problematiek, zal de rechtbank de tijd die verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten, niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7.Het beslag

7.1.
De teruggave
De officier van justitie heeft verzocht de inbeslaggenomen goederen te onttrekken aan het verkeer. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer is het voorwerp dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De in beslag genomen voorworpen betreffen vier aardappelschilmesjes, één Stanleymes en twee halve pillen. De rechtbank is van oordeel dat de messen ook voor normaal gebruik zijn en dus niet van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Niet is aangetoond dat de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten. Ten aanzien van de in beslag genomen messen wordt een last gegeven tot teruggave aan verdachte. De rechtbank gaat ervanuit dat de (halve) pillen, die zijn aangetroffen in ponypacks in de onderbroek van verdachte, verdovende middelen zijn, zodat die zullen worden onttrokken aan het verkeer.

8.De vordering tenuitvoerlegging

Ten aanzien van 02-085068-25
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda van 21 maart 2025 ten uitvoer zal worden gelegd. De verdediging heeft primair verzocht de proeftijd te verlengen en subsidiair de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht toewijzing van deze vordering echter niet opportuun vanwege het feit dat zij aan verdachte de ISD-maatregel oplegt, die twee jaar in beslag zal nemen. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
Ten aanzien van 18-030074-21
Ter zitting heeft de officier van justitie gesteld dat deze voorwaardelijke gevangenisstraf eerder al volledig ten uitvoer is gelegd en dat hij daarom niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
De rechtbank stelt vast dat daarvan inderdaad sprake is en verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36c, 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal
feit 2:diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 4 STK Mes (BZAN7978);
- 1 STK Stanleymes (BZAN7977);
- verklaart aan het verkeer onttrokken: 2 STK verdovende middelen (BZAN7979);
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-085068-25 af;
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 18-030074-21.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K.J. van der Wal, voorzitter, en mr. C.H.M. Pastoors en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.K.M. van Ham, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 november 2025.
De griffier is buiten staat dit proces-verbaal mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 15 juni 2025 te [plaats] een of meer verzorgingsproducten (t.w.v. 480,03), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (gevestigd aan de [adres]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2
hij op of omstreeks 11 juli 2025 te [plaats] meerdere pakken, althans een pak wasmiddel en/of meerdere pakken, althans een pak vaatwastabletten en/of een AA-drankje, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.