ECLI:NL:RBZWB:2025:7590

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
02-328807-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel voor een ongewenst vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de verdediging om de ISD-maatregel van de veroordeelde op te heffen. De veroordeelde, geboren in 1991, verblijft in een penitentiaire inrichting en is door de IND tot ongewenst vreemdeling verklaard. De verdediging stelt dat de ISD-maatregel niet langer zinvol is, nu de veroordeelde bereid is terug te keren naar Polen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het noodzakelijk is om de ISD-maatregel voort te zetten om het recidiverisico te verminderen en de maatschappij te beschermen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de voortgang van de behandeling van de verslavingsproblematiek van de veroordeelde en de mogelijkheden voor terugkeer naar Polen. De rechtbank concludeert dat er nog geen sprake is van een situatie waarin de voortzetting van de ISD-maatregel niet meer zinvol is. Het verzoek tot opheffing van de ISD-maatregel is dan ook afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-328807-24
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 5 november 2025 met betrekking tot de tussentijdse beoordeling ISD-maatregel van:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te [locatie]
hierna: veroordeelde

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het vonnis van deze rechtbank van 6 februari 2025 waaruit blijkt dat aan veroordeelde de ISD-maatregel is opgelegd voor de duur van 2 jaar;
- het verzoek van de verdediging tot tussentijdse beoordeling en opheffing van de ISD-maatregel;
- een evaluatierapportage ISD van 6 oktober 2025 van [naam], casemanager penitentiaire inrichting (hierna: PI) te [locatie], omtrent de voortgang van het ISD-traject en inhoudende het advies tot voortzetting van de ISD-maatregel.

2.De procesgang

Tijdens het onderzoek ter zitting van de rechtbank van 22 oktober 2025 zijn gehoord veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.M.V. Bandhoe, advocaat te Zoetermeer, en de officier van justitie. Ook de deskundige [naam], ISD-casemanager in PI [locatie], is gehoord.

3.Het standpunt van de PI

Veroordeelde kreeg al snel na binnenkomst in de PI een brief van de IND met het voornemen om zijn verblijfsrecht in te trekken. Het definitieve besluit duurde langer dan verwacht, wat voor de nodige frustratie en onbegrip bij veroordeelde heeft gezorgd. Hij kan het moeilijk verdragen als hij een ander antwoord krijgt dan hij wil en bouwt dan op in agressie, waarvoor een aantal maal een waarschuwing is gegeven of een rapport is opgesteld.
Er is geen mogelijkheid tot behandeling buiten de PI [locatie]. Er is geen kliniek die hem op kan nemen, omdat zijn verblijfsrecht wordt ingetrokken. Daarnaast spreekt veroordeelde geen Nederlands en is er voor hem ook buiten de PI [locatie] geen mogelijkheid tot behandeling in de Engelse of Poolse taal. In de PI [locatie] is veroordeelde gestart met verslavingsbehandeling vanuit Novadic-Kentron. Veroordeelde draait, na wat incidenten, nu mee in het dagprogramma van de arbeid, sport en bibliotheek. Ook volgt hij onderwijs.
Gezien de nog minimale inzet van behandeling op zijn verslavingsproblematiek is het recidiverisico onverminderd hoog. Bescherming van de maatschappij is nu het enige doel waar de PI vanuit de ISD-maatregel aan kan voldoen. Voor een extramuraal traject gericht op terugkeer in de maatschappij ziet de PI geen mogelijkheden.
De PI heeft alvast een overplaatsing verzocht naar een VRIS-inrichting zoals PI Veenhuizen, maar de overplaatsing is pas mogelijk als het verblijfsrecht definitief is ingetrokken. Tot die tijd wordt geadviseerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.
De deskundige is ter zitting bij het advies van de PI gebleven. Daaraan is toegevoegd dat de beslissing tot ongewenstverklaring kennelijk recent is genomen door de IND. Er zal dan zo snel mogelijk overplaatsing worden aangevraagd naar een VRIS-inrichting. Dit verandert het advies tot verlenging van de ISD-maatregel niet, nu dit nodig is om uitzetting goed te kunnen regelen.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet. Voortzetting van de ISD-maatregel is noodzakelijk voor de beveiliging van de maatschappij – niet alleen in Nederland, maar ook in Polen – en de beëindiging van recidive.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman van veroordeelde heeft ter zitting aangevoerd dat voortzetting van de ISD-maatregel niet langer zinvol is. De IND heeft veroordeelde tot ongewenste vreemdeling verklaard. De daartoe strekkende beschikking van de IND is door de raadsman ter zitting overgelegd. De raadsman heeft verklaard dat door hem tegen die beschikking geen bezwaar zal worden ingesteld. De moeder van veroordeelde is bereid om veroordeelde in Polen op te vangen en zij zal erop toezien dat de nodige hulp wordt gezocht voor veroordeelde. De verdediging beseft dat veroordeelde eerder de mogelijkheid heeft gehad om Nederland te verlaten en dat niet heeft gedaan, althans daarna weer is teruggekeerd. Het verschil met die situatie is dat veroordeelde toen rechtmatig in Nederland verbleef en nu, na de beschikking van de IND, niet meer. Het voortzetten van de ISD-maatregel is niet meer opportuun en het verzoek is om de ISD-maatregel op te heffen.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank dient in het kader van deze procedure te beoordelen of voortzetting van de ISD-maatregel, die in beginsel tot en met 21 februari 2027 voortduurt, noodzakelijk is. Daarbij moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot onveiligheid, overlast en/of verloedering van het publieke domein en of er sprake is van een omstandigheid die buiten de macht van veroordeelde is gelegen, waardoor voortzetting van de ISD-maatregel niet langer zinvol is.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde op de openbare zitting stelt de rechtbank vast dat het noodzakelijk is om de ISD-maatregel voort te zetten om het recidiverisico te verminderen en de maatschappij optimaal te beschermen. Er is ingezet op behandeling van de verslavingsproblematiek bij veroordeelde – binnen de beperkte mogelijkheden daartoe – maar die lijkt nog niet van de grond gekomen te zijn. Dit maakt dat het recidiverisico nog als onverminderd hoog moet worden beschouwd.
De rechtbank ziet dat vanuit de verdediging een plan voor zelfstandige terugkeer naar Polen is gepresenteerd. Dat plan laat echter ruimte voor een recidivemogelijkheid voor veroordeelde. Dat is niet in het belang van de maatschappij, maar ook niet in het belang van veroordeelde zelf. De rechtbank is van oordeel dat de reguliere weg, te weten via overplaatsing naar een VRIS-locatie, de bestendigheid van de terugkeer van veroordeelde naar Polen ten goede zal komen. De mogelijkheden voor hulp en begeleiding binnen de ISD-VRIS zijn nog niet uitgeput en de ervaring leert dat vanuit een VRIS een zachte landing in het land van herkomst georganiseerd kan worden. Nu uit de beschikking van de IND van 16 oktober 2025 blijkt dat de veroordeelde in Nederland geen verblijfsrecht meer heeft en kan terugkeren naar Polen, is het zeer wel denkbaar dat de maatregel eerder wordt beëindigd door de minister. Dit kan ongetwijfeld worden bespoedigd indien veroordeelde de behandeling en begeleiding die hem wordt aangeboden optimaal benut. Daarmee is op dit moment geen sprake van een situatie waarbij verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van veroordeelde ligt.
Nu de rechtbank voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk acht, zal het verzoek tot opheffing van deze maatregel dan ook worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
wijst afhet verzoek van de verdediging tot opheffing van de ISD-maatregel.
Deze beslissing is genomen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter,
en mr. C.H.M. Pastoors en mr. P.K.J. van der Wal, rechters,
in tegenwoordigheid van M.R. Tafazzul, griffier en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 november 2025.