In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2025, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag van 6 september 2024 met betrekking tot de Ziektewet. Eiser heeft op 21 december 2024 een ingebrekestelling verstuurd, die op 24 december 2024 door het UWV is ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van vier maanden opgelegd om een zorgvuldige besluitvorming te waarborgen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 453,50, en het UWV moet het griffierecht van € 53,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten, en griffier I. Ambachtsheer, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.