ECLI:NL:RBZWB:2025:7605
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- R.P. Broeders
- R.J. Wesel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende bouwvergunning
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de vergunning voor het bouwen van een woning op het adres [adres] te [plaats]. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De vergunning voor de bouw was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland op 18 februari 2025. Na bezwaar van verzoekster heeft het college op 10 september 2025 de bezwaren ongegrond verklaard en een nieuwe vergunning verleend. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. De voorzieningenrechter stelt vast dat de bouw van de woning al ver gevorderd is, met alleen de kozijnen die nog geplaatst moeten worden.
De voorzieningenrechter benadrukt dat een vergunninghouder risico loopt als hij zonder onherroepelijke vergunning bouwt. In dit geval is de bouw al geruime tijd aan de gang en heeft verzoekster niet eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De belangenafweging leidt tot de conclusie dat de schorsing van de vergunning in deze fase van de bouw een te vergaande maatregel zou zijn. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat er kennelijk onvoldoende spoedeisend belang is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.