ECLI:NL:RBZWB:2025:7614

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
02-161722-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Tempel
  • mr. Prenger
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige wegens mishandeling met taakstraf

Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2010. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte heeft op 12 maart 2025 in Oosterhout de aangever mishandeld door deze meerdere keren tegen het hoofd te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen, en de verdediging refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bekennende verklaring had afgelegd en dat er voldoende bewijs was om de mishandeling te bevestigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden die door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van herstelbemiddeling genoemd, gezien de omstandigheden van de zaak en de wens van de verdachte om zijn excuses aan te bieden aan het slachtoffer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-161722-25
vonnis van de meervoudige kamer van 6 november 2025
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,
wonende te aan [woonadres] ,
raadsvrouw mr. N. van Vliet, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 10 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 maart 2025 in Oosterhout [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 oktober 2025;
- het proces-verbaal van aangifte, inclusief bijlage, van [slachtoffer] van 27 maart 2025, pagina 14-20 van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2025077146;
- de verklaring van [getuige] d.d. 13 mei 2025, pagina 21-23 van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2025077146.
Ter zitting heeft verdachte verklaard niet meer te weten of het één vuistslag of meerdere zijn geweest. Gelet op de verklaring van zowel aangever als [getuige] gaat de rechtbank uit van meerdere klappen tegen het hoofd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 maart 2025 te Oosterhout [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermaals te slaan tegen het hoofd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 20 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan kan worden met een voorwaardelijke werkstraf, met daarbij de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. De verdediging meent dat herstelbemiddeling wenselijk is, omdat verdachte en aangever binnenkort weer naar dezelfde school gaan en elkaar daar kunnen tegenkomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangever meerdere vuistslagen tegen het hoofd heeft gegeven. Verdachte heeft uit het niets op aangever ingeslagen, die weerloos op een bankje zat, naar verdachtes zeggen, omdat hij voor de belangen van zijn nichtje wilde opkomen. Verdachte heeft daarbij het hoofd van aangever geraakt met als gevolg dat aangever hoofdpijn, misselijkheid en steken in het hoofd heeft gehad. Uit de verklaring van aangever en de verklaring van getuige Verburgt, docent op de school waar aangever en verdachte les kregen, blijkt dat verdachte veel mensen op de school bang maakte. Dit feit is recent gepleegd terwijl verdachte nog in een schorsing liep van andere (zeer ernstige) verdenkingen. Dat maakt dan ook dat de rechtbank zich zorgen maakt over verdachte.
Aan de andere kant heeft verdachte dit feit op zitting bekend en heeft hij verklaard dat hij beter op een normale manier in gesprek had moeten gaan met aangever. Hij heeft er spijt van en zou zijn excuses willen aanbieden. Ook blijkt dat de Raad de officier van justitie heeft benaderd omdat verdachte zijn excuses wilde aanbieden aan het slachtoffer. De rechtbank hoopt dat deze houding oprecht is en dat mediation in de vorm van herstelbemiddeling kan plaatsvinden, zodat verdachte en aangever samen weer op een goede manier op dezelfde school kunnen zijn. Verdachte wordt bij vonnis van heden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie waarbij naast de algemene ook de (door de verdediging gevraagde en door de Raad geadviseerde) bijzondere voorwaarden worden opgelegd. De rechtbank zal daarom voor dit feit volstaan met een onvoorwaardelijke werkstraf zoals ook is geëist door de officier van justitie.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempel, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Prenger, rechter, en mr. De Jong, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 november 2025.
Mr. Tempel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.