ECLI:NL:RBZWB:2025:7628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
23/3973
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake WOZ-beschikking

In deze uitspraak beslist de rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 juli 2023. De heffingsambtenaar had het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de belanghebbende niet eerst de bezwaarprocedure heeft doorlopen. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank overweegt dat de belanghebbende op 4 april 2023 bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking van een object, maar dit bezwaar op 4 juli 2023 heeft ingetrokken. Ondanks de intrekking heeft de heffingsambtenaar het bezwaar abusievelijk behandeld en niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank stelt vast dat, aangezien het bezwaar is ingetrokken, het niet langer aanhangig is en de heffingsambtenaar niet bevoegd was om een uitspraak te doen. Hierdoor kan de uitspraak van de heffingsambtenaar niet worden aangemerkt als een uitspraak op bezwaar, omdat er geen geldig bezwaar was tegen het primaire besluit.

De rechtbank concludeert dat, gezien artikel 7:1 Awb, er eerst bezwaar gemaakt moet worden bij het bestuursorgaan voordat beroep kan worden ingesteld. Aangezien de belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn op 7 november 2025 en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3973

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant,de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 juli 2023. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, omdat alvorens het instellen van beroep niet eerst de bezwaarprocedure is doorlopen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

3. Niet in geschil is dat belanghebbende bij brief van 4 april 2023 bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking betreffende het object [adres] te [plaats 2] en dat belanghebbende dit bezwaar bij brief van 4 juli 2023 uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft ingetrokken. Ondanks dat het bezwaar is ingetrokken heeft de heffingsambtenaar abusievelijk het (ingetrokken) bezwaar van belanghebbende behandeld en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3.1.
De rechtbank neemt in overweging dat indien onherroepelijk vaststaat dat het bezwaar is ingetrokken, het bezwaar niet langer aanhangig is en de heffingsambtenaar niet langer bevoegd is om daarop een uitspraak te doen. De door de heffingsambtenaar gedane uitspraak kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als uitspraak op bezwaar, omdat geen sprake is van een door belanghebbende ingesteld bezwaar tegen het primaire besluit ( de WOZ-beschikking).
Op grond van artikel 7:1 Awb dient alvorens beroep wordt ingesteld, eerst bezwaar te zijn gemaakt bij het bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen. Nu belanghebbende beroep heeft ingesteld, terwijl hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit, is het beroep, gelet op het bepaalde in artikel 7:1 Awb niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van F. de Jong, griffier, op 7 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.