Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden met een voertuig waarvan de glazen verlichtingsarmaturen of retroreflectoren niet aan de gestelde eisen voldeden. Dit vond plaats op 11 januari 2023 om 14.08 uur op de Oude Rijksweg te Kruiningen. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 januari 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat hij de folie had verwijderd en de auto in deze staat had gekocht zonder waarschuwing te hebben ontvangen. De zittingsvertegenwoordiger stelde echter dat de gedraging duidelijk was en dat de verbalisant discretionaire bevoegdheid had om een boete op te leggen.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen specifieke feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter benadrukte dat de bestuurder verantwoordelijk is voor het naleven van de regels en verplichtingen met betrekking tot het voertuig. Gezien deze overwegingen werd het beroep ongegrond verklaard en de boete als terecht opgelegd beschouwd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.H.C. van Eck, bijgestaan door griffier mr. J.E. Lorello-Willeboordse.