In deze uitspraak beslist de rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van [belanghebbende] BV tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, waarin het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de heffingsambtenaar ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De heffingsambtenaar had geen geldige reden om te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde van belanghebbende. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar, die verplicht is het griffierecht van € 365,- aan belanghebbende te vergoeden. Daarnaast wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 42,52 aan proceskosten aan belanghebbende, berekend op basis van het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn op 7 november 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.