ECLI:NL:RBZWB:2025:7644

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
23/3975 en 23/3976
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar heffingsambtenaar

Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant. De belanghebbende had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die het bezwaar op 28 juli 2023 niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de heffingsambtenaar ten onrechte had geoordeeld dat de gemachtigde van de belanghebbende geen geldige machtiging had overgelegd. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en droeg de heffingsambtenaar op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 680,25, maar omdat het om 16 samenhangende zaken ging, werd het bedrag per zaak verlaagd tot € 42,52. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3975 en 23/3976

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 juli 2023. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep kennelijk gegrond, omdat het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

3. De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gemachtigde van belanghebbende desgevraagd geen geldige machtiging heeft overgelegd. Gemachtigde voert aan dat in de bezwaarfase wel een geldige machtiging is overgelegd en dat het bezwaar daarom ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
3.1.
De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift erkend dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat er geen aanwijzingen bestonden om te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van gemachtigde. Partijen vragen de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de heffingsambtenaar.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en zal de zaak terugwijzen naar de heffingsambtenaar.
3.3.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.
3.4.
Ook ziet de rechtbank aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten op grond van het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 680,25. Dit bedrag is het resultaat van de toekenning van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 907, een wegingsfactor 0,5 in verband met het gewicht van de zaak en een factor 1,5 wegens het aantal samenhangende zaken. De rechtbank hanteert een wegingsfactor 0,5 omdat uitsluitend in geschil is of het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Omdat sprake is van samenhang als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, dient de hiervoor berekende vergoeding te worden verdeeld over 16 samenhangende zaken. In elk van de zaken wordt daarom een bedrag van € 42,52 toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • draagt de heffingsambtenaar op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 42,52 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van F. de Jong, griffier, op 7 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.