ECLI:NL:RBZWB:2025:7648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
02-219668-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren van 60 kilogram cocaïne met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juli 2025 in Etten-Leur ongeveer 60 kilogram cocaïne heeft vervoerd. De verdachte, geboren in 1998 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. E.G.S. Roethof. Tijdens de zitting op 24 oktober 2025 heeft de officier van justitie, mr. H.E. Thijssen-de Haze, de beschuldigingen toegelicht, terwijl de verdediging betoogde dat er geen opzet kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als bestuurder van de auto waarin de cocaïne was aangetroffen, wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs. De rechtbank achtte het opzettelijk vervoeren van de cocaïne wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en aan hem werden diverse bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeltraject. De rechtbank verklaarde het in beslag genomen voertuig verbeurd, aangezien dit was gebruikt voor het vervoeren van de drugs. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-219668-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 november 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [verblijfplaats] ,
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. H.E. Thijssen-de Haze en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren dan wel aanwezig hebben van ongeveer 60 kilogram cocaïne op 23 juli 2025 in Etten-Leur.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem ten laste gelegde feit. Verdachte wist, of had in ieder geval redelijkerwijs moeten vermoeden, dat hij harddrugs vervoerde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring (van opzet) kan komen. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het vervoeren of aanwezig hebben van harddrugs.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt vast dat op 23 juli 2025 een personenauto met het [kenteken] op de autosnelweg A27 reed. Deze auto is door de politie op de afrit Etten-Leur van de autosnelweg A58 staande gehouden. Verdachte was de bestuurder en enige inzittende van de auto. De auto is door de politie doorzocht. Bij de doorzoeking zijn in de kofferbak een koffer met 28 gesealde blokken en op de achterbank een koffer met 32 gesealde blokken aangetroffen, in vier kleuren opdruk. Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut bleek dat deze blokken cocaïne bevatten. Het totale netto gewicht van de blokken bedroeg ongeveer 60 kilo. Hoewel niet alle inbeslaggenomen blokken zijn getest, acht de rechtbank bewezen dat de totale hoeveelheid van 60 kilogram cocaïne betrof. Alle in de auto aangetroffen blokken komen uit één partij in twee koffers, waren op dezelfde wijze verpakt (met vier kleuren opdruk), van vrijwel hetzelfde gewicht (1 kilo) en de 40 blokken (ruim 40 kg) die wel zijn getest bevatten alle zonder uitzondering cocaïne.
Opzettelijk handelen van verdachte?
Om tot een bewezenverklaring van opzet te kunnen komen, is vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto en dat hij daarover de beschikkingsmacht had.
Verdachte heeft verklaard dat hij is benaderd door een persoon om richting Breda te rijden. Hij zou daarvoor 500 euro betaald krijgen en hij heeft verklaard dat hij wist dat hij iets zou doen wat volgens de wet niet mocht. Verdachte dacht dat er mogelijk softdrugs in zijn auto waren geladen.
Vervolgens is verdachte, conform de afspraak, naar Etten-Leur gereden.
Volgens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat de bestuurder, die ook gebruiker is van de auto, wordt geacht wetenschap te hebben van de goederen die aanwezig zijn in de auto waar hij gebruik van maakt en dat deze goederen zich ook in de machtssfeer van die persoon bevinden, tenzij er feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. Van zulke omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Uitgaande van de verklaring van verdachte, had het in de hiervoor geschetste omstandigheden op de weg van verdachte gelegen om (nader) onderzoek te doen naar wat er in de auto was gelegd. Dit geldt temeer nu verdachte zelf aangeeft dat hij wist dat hij iets deed wat volgens de wet niet mocht en dacht dat het mogelijk softdrugs betroffen en hij naar eigen zeggen ook een forse vergoeding kreeg voor een ritje naar Etten-Leur. Door dit onderzoek niet te doen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de ten laste gelegde harddrugs zou vervoeren.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande het ten laste gelegde opzettelijk vervoeren van ongeveer 60 kilo van een materiaal bevattende cocaïne wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 juli 2025 te Etten-Leur, opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 60 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 50 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan verbonden alle bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de door de officier van justitie gevorderde straf wat betreft het onvoorwaardelijke gedeelte te matigen. Wel kan de verdediging zich vinden in een fors voorwaardelijk gedeelte van de straf, met daaraan verbonden alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid, te weten ongeveer 60 kilo, cocaïne en daarmee bijgedragen aan de instandhouding van de handel in verdovende middelen en de nadelige effecten die daardoor worden veroorzaakt. Het is algemeen bekend dat het gebruik van cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en het risico bestaat dat gebruikers hieraan verslaafd raken, met destructieve gevolgen voor hun leven. De handel in dergelijke middelen gaat bovendien veelal gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Verdachte heeft bij deze nadelige effecten kennelijk niet stilgestaan of deze op de koop toegenomen en zijn eigen financiële gewin vooropgesteld. Dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
De rechtbank houdt rekening met de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Daarnaast slaat de rechtbank acht op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport. Hieruit komt naar voren dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Er is sprake van recidive-verhogende factoren op de leefgebieden psychosociaal functioneren, middelengebruik, huisvesting, relaties met anderen, werk en financiën. Verdachte komt over als iemand die niet zelfstandig in staat is om zijn problemen te kunnen oplossen. Er is sprake van een opeenstapeling van problemen. De kwetsbare positie van verdachte wordt als zorgelijk gezien. Positief is dat verdachte bij het oplossen van zijn problemen hulp heeft gezocht bij [hulpverlening] . Hij verblijft daar in een traject en stelt zich binnen de begeleiding afsprakentrouw en coöperatief op. Uitbreiding van de huidige hulpverlening en verdere verplichte hulpverleningsbemoeienis wordt als aangewezen gezien. Verdachte komt gemotiveerd over om het voorgestelde plan van aanpak met bijzondere voorwaarden op positieve wijze te gaan voltooien. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een inspanningsverplichting voor dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft zich bereid verklaard aan deze bijzondere voorwaarden mee te werken.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur een passende strafrechtelijke reactie is. Voor de bepaling van de hoogte hiervan heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op het vervoer van een hoeveelheid harddrugs vanaf 20 kilogram geeft het LOVS als oriëntatiepunt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 50 maanden of hoger. Verdachte heeft een hoeveelheid van ongeveer 60 kilogram harddrugs vervoerd en gaat daarmee ruimschoots over de genoemde 20 kilogram heen, wat normaliter een hogere straf zou rechtvaardigen dan de in de oriëntatiepunten genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 50 maanden. De rechtbank ziet echter aanleiding om de op te leggen straf te matigen, gelet op de relatief jonge leeftijd van verdachte, zijn blanco strafblad, het advies van de reclassering en het feit dat verdachte enigszins openheid van zaken heeft gegeven. Daarbij vindt de rechtbank het met name van belang dat aan verdachte de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden is. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke gedeelte een proeftijd van 2 jaar en legt aan verdachte alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op.

7.Het beslag

7.1.
De verbeurdverklaring
Het in beslag genomen voorwerp (personenauto) wordt verbeurd verklaard. Het voorwerp is hiervoor vatbaar en het wordt passend geacht om naast de hoofdstraf verbeurdverklaring van de personenauto op te leggen, omdat het bewezen feit met behulp van dit voorwerp is begaan. Uit de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat de auto verdachte in eigendom toebehoort.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) jaar, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
* dat verdachte zich laat behandelen door Inforsa forensische verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op aangeven van zijn behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte verblijft binnen een beschermde woonvorm of maatschappelijke opvang binnen de gemeente Amsterdam, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op aangeven van de beschermd woonvoorziening. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende voorwerp:
1. STK Personenauto, [kenteken] (Omschrijving: Zwart, merk: Renault).
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. Schotanus, voorzitter,
en mr. D.S.G. Froger-Zeeuwen en mr. F.L. Donders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 7 november 2025.
Mr. Froger-Zeeuwen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.