ECLI:NL:RBZWB:2025:7654

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
C/02/433868 / FA RK 25-1747
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school na belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verzoeken van een vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing met haar minderjarige dochter en inschrijving op een andere basisschool. De vrouw, die samen met de man het gezag over de minderjarige heeft, verzocht om toestemming om met haar dochter te verhuizen naar een andere plaats en haar in te schrijven op een nieuwe basisschool. De man verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om niet-ontvankelijk verklaring van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat het contactherstel tussen de minderjarige en haar vader van groot belang is, vooral gezien de langdurige ondertoezichtstelling van de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de minderjarige bij contactherstel met haar vader zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de vrouw bij verhuizing. De rechtbank wijst de verzoeken van de vrouw af, omdat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige is en de vrouw niet heeft aangetoond dat er een dringende noodzaak voor de verhuizing bestaat. De rechtbank benadrukt dat de vrouw haar keuze om te verhuizen moet afstemmen op de belangen van de minderjarige en de man.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/433868 / FA RK 25-1747
datum uitspraak: 31 oktober 2025
beschikking over vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.C.M.E Schijvenaars in Vlissingen,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. R. Cohen in Sittard,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2017, hierna: [minderjarige] .
Als informant in de procedure is betrokken:
Stichting Jeugdbescherming West Zeeland,
locatie Middelburg,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI).
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende (inhoudelijke) stukken:
- het op 2 april 2025 ontvangen verzoekschrift strekkende tot vervangende toestemming verhuizing en inschrijving basisschool ex artikel 1:253a BW, met bijlagen;
- het op 26 augustus 2025 ontvangen verweerschrift tegen vervangende toestemming verhuizing en inschrijving basisschool ex art. 1:253a BW;
-de op 27 augustus 2025 door mr. Schijvenaars ingediende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 29 augustus 2025 met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 4 september 2025. Bij die behandeling zijn verschenen partijen met hun advocaten. Ook waren aanwezig een vertegenwoordiger namens de Raad en een vertegenwoordiging namens de GI.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een geregistreerd partnerschap gehad. Bij beschikking van deze rechtbank van 11 juli 2022 is het geregistreerd partnerschap van partijen ontbonden. Deze beschikking is op 20 juli 2022 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Tijdens het geregistreerd partnerschap van partijen is [minderjarige] geboren.
2.3
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.4
Bij beschikking van de kinderrechter van 13 december 2021 is [minderjarige] (voorlopig) onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is tot op heden steeds verlengd, voor het laatst tot 3 september 2026.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt:
  • toestemming te verlenen met [minderjarige] te verhuizen naar het adres [adres 1] ;
  • toestemming te verlenen [minderjarige] als leerling in te laten schrijven op de [basisschool] , gevestigd: [adres 2] .
3.2
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw en verzoekt de vrouw in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze verzoeken te ontzeggen.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank heeft met drie rechters naar de zaak gekeken en samen hebben zij de beslissing genomen, omdat het in deze zaak om een moeilijke beslissing gaat die grote gevolgen kan hebben voor partijen en [minderjarige] .
4.2
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dit brengt met zich mee dat
de vrouw voor een eventuele verhuizing met [minderjarige] naar [plaats ] en ook voor een inschrijving van [minderjarige] op een (andere) basisschool de toestemming van de man nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kunnen zij op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan de rechtbank vragen om hierover een beslissing te nemen. De rechter moet dan een beslissing nemen die zij het meest in het belang van het kind vindt. Dat betekent niet dat de rechter alleen maar rekening houdt met het belang van het kind. De rechter moet alle omstandigheden mee laten wegen en dat kan betekenen dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind (Hoge Raad, 25 april 2008, LJN: BC5901).
Vervangende toestemming verhuizing;
4.3
De Hoge Raad heeft bepaald waar de rechter onder andere naar moet kijken bij een verzoek tot verhuizing. Dat is bijvoorbeeld (HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901 en HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:487):
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op een zelfde contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg en de extra kosten die hiermee gemoeid zijn na de verhuizing;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin de minderjarigen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- het belang van de ene ouder om te kunnen verhuizen en elders een toekomst op te bouwen;
- het belang van de andere ouder dat hij/zij op dezelfde manier voor de minderjarigen kan blijven zorgen.
De rechter hoeft alleen naar die punten te kijken, die op het verzoek van toepassing zijn.
4.4
Voordat de rechter een beslissing neemt, moet zij eerst kijken of er nog een mogelijkheid is dat de ouders er samen uit komen (artikel 1:253a lid 5 BW).
De rechtbank stelt gelet op de overgelegde stukken en de zitting vast dat die mogelijkheid er niet (meer) is. De standpunten van partijen lopen sterk uiteen. Daarnaast is er in de afgelopen jaren zoveel tussen partijen gebeurd dat niet te verwachten is dat partijen het op korte termijn alsnog eens worden over de verhuizing naar [plaats ] en de inschrijving van [minderjarige] op een nieuwe school daar. Dit betekent dat de rechtbank een beslissing zal nemen op de verzoeken van de vrouw. De rechtbank heeft genoeg informatie om in deze procedure een inhoudelijke beslissing te kunnen nemen. Daarom zal zij niet aan de Raad vragen om eerst onderzoek te doen, zoals de Raad tijdens de zitting van 4 september 2025 heeft aangeboden.
4.5
De rechtbank stelt voorop dat het haar heeft verbaasd dat de vrouw, vooruitlopend op de beslissing van de rechtbank in deze zaak, ervoor heeft gekozen om vanaf de start van het nieuwe schooljaar samen met [minderjarige] reeds alle dagen van de week bij haar partner in [plaats ] te verblijven en [minderjarige] vanaf die plek iedere dag naar school in [woonplaats 2] te brengen. Dit komt er feitelijk op neer dat de vrouw de door haar voorgenomen verhuizing reeds heeft doorgezet, terwijl zij voor die verhuizing (nog) geen (vervangende) toestemming heeft gekregen. Met deze handelswijze heeft de vrouw de belangen van [minderjarige] niet voorop gesteld. Daarnaast heeft de vrouw met haar handelen de situatie nog meer op scherp gezet, terwijl de situatie tussen partijen al ernstig is verstoord.
4.6
De vrouw heeft het recht om te kiezen waar zij woont en om een nieuw leven op te bouwen. Omdat zij samen met de man [minderjarige] heeft, moet ze bij haar beslissing ook rekening houden met hun belangen. Dat betekent dat de vrijheid van de vrouw om keuzes te maken, kan worden beperkt. Dit moet dan in de wet staan en een voorwaarde daarvoor is dat die beperkte keuzemogelijkheid nodig is om de rechten en vrijheden van anderen – van de man en [minderjarige] – te kunnen beschermen.
4.7
De rechtbank is, alle belangen in deze zaak tegen elkaar afwegend, van oordeel dat het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is dat zij met de vrouw naar [plaats ] verhuist. Het belang van [minderjarige] bij het herstel en de opbouw van het contact met haar vader vanuit de rust en stabiliteit van de omgeving waarin zij is opgegroeid verzet zich naar het oordeel van de rechtbank op dit moment tegen een verhuizing naar [plaats ]. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij tot dit oordeel is gekomen.
4.8
Vast staat dat de vrouw een persoonlijk belang heeft om naar [plaats ] te verhuizen, nu zij de wens heeft om met haar nieuwe partner – met wie zij sinds eind 2022 een relatie heeft – samen te wonen en met [minderjarige] en de kinderen van haar nieuwe partner een nieuw gezin te vormen. Deze wens is alleszins begrijpelijk en het staat de vrouw in beginsel ook vrij om dat te doen. Van een objectieve dringende noodzaak voor een verhuizing naar [plaats ] is echter geen sprake. De argumenten die de vrouw naar voren heeft gebracht ten aanzien van de noodzaak om te verhuizen zien voornamelijk op haar eigen belang en het belang van haar partner (met zijn kinderen) en niet in de eerste plaats op het belang van [minderjarige] . Dat de vrouw moet verhuizen vanwege werk, financiële verplichtingen of om een andere belangrijke, zwaarwegende reden is niet gebleken. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat [minderjarige] een goede band heeft met de partner van de vrouw en diens kinderen en dat zij het fijn vindt om bij hen te verblijven, maar dat maakt een verhuizing niet noodzakelijk. De vrouw heeft daarnaast op geen enkele wijze (met bewijsstukken) laten zien dat zij de mogelijkheden van – voor [minderjarige] en de man – minder ingrijpende alternatieven dan een verhuizing naar [plaats ] daadwerkelijk en serieus heeft onderzocht.
4.9
Tegenover het (persoonlijk) belang van de vrouw bij een verhuizing naar [plaats ] , staan de belangen van de man en [minderjarige] . In dat kader is het volgende van belang.
Vast staat dat [minderjarige] al ruim drieënhalf jaar geen contact meer heeft met haar vader. Door het ontbreken van veilig en stabiel contact met haar vader wordt [minderjarige] al jaren ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Sinds december 2021 is er daarom sprake van een (eerst voorlopige en later reguliere) ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Binnen die ondertoezichtstelling staat al jaren, naast het verbeteren van de oudercommunicatie, het contactherstel tussen [minderjarige] en haar vader voorop. Ter zitting heeft de Raad bevestigd dat het voor [minderjarige] van essentieel belang is dat het contactherstel met haar vader er komt, ondanks de eerdere door de vrouw geuite beschuldigingen van seksueel misbruik door de man van [minderjarige] , welke beschuldigingen overigens niet zijn komen vast te staan. Sinds augustus 2024 loopt bij [hulpverlening] een zorgvuldig en gespecialiseerd traject waarin op het tempo van [minderjarige] wordt gewerkt aan het contactherstel met haar vader. Dit traject bevindt zich op dit moment in een pril en kwetsbaar, maar cruciaal stadium, nu er bij [minderjarige] recent wat meer ruimte lijkt te zijn ontstaan voor contact met haar vader. De rechtbank vindt het van zwaarwegend belang dat de voortgang van dit traject gewaarborgd blijft, omdat contactherstel essentieel wordt geacht voor de verdere ontwikkeling van [minderjarige] . Om te voorkomen dat het traject van contactherstel, juist in deze cruciale fase, opnieuw onder druk komt te staan, is het noodzakelijk dat [minderjarige] in alle rust en vanuit de stabiliteit van de voor haar vertrouwde omgeving dit traject kan doorlopen, zeker omdat eerdere pogingen tot contactherstel in de afgelopen jaren niet zijn gelukt. Een verhuizing naar [plaats ] zorgt daarentegen onvermijdelijk voor (te veel) onrust en brengt risico’s met zich mee, welke risico’s bovendien naar het oordeel van de rechtbank niet of in onvoldoende mate zijn te ondervangen. [minderjarige] zal bij een verhuizing van school en omgeving moeten wisselen, wat mogelijk voor onrust bij haar kan zorgen en daarmee een voortgang van het traject tot contactherstel (tijdelijk) in de weg kan staan. Daarnaast kan de afstand tussen de woonplaats van de man en [plaats ] op meerdere momenten in het traject een drempel (gaan) vormen, niet alleen ten aanzien van de frequentie van het contact maar ook in aard van het contact (de band tussen [minderjarige] en haar vader). De grotere afstand zorgt er ook voor dat het contact(herstel) in grotere mate afhankelijk is van de welwillendheid van de vrouw om dit contact te (blijven) faciliteren. Daarbij kan de rechtbank zich, in het licht van de voorgeschiedenis van partijen en het ontbreken van een goede communicatie tussen hen, goed voorstellen dat de man zijn bedenkingen heeft bij de mate waarin de vrouw haar toezeggingen in dit verband, onder andere ten aanzien van het (blijvend) meewerken aan het traject tot contactherstel en de bereidheid om (ook in de toekomst) extra te (blijven) reizen, zal nakomen. Verder weegt de rechtbank mee dat een verhuizing naar [plaats ] ook tot gevolg heeft dat de hulpverlening aan [minderjarige] zal moeten worden overgedragen aan een andere gemeente en dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] in de handen van een andere GI komt te liggen. Gelet op de niet te onderschatten waarde van de langdurige betrokkenheid van de GI en specifiek van de huidige jeugdbeschermers én van de vertrouwensband die zij met [minderjarige] hebben opgebouwd, vindt de rechtbank een dergelijke overdracht niet in het belang van en zelfs schadelijk voor [minderjarige] .
4.1
De rechtbank wil met de vrouw aannemen dat [minderjarige] graag in [plaats ] is, omdat zij daar een eigen kamer heeft, een vertrouwensband heeft met de partner van de vrouw en inmiddels gewend zou zijn aan de omgeving en het met anderen kinderen daar buiten spelen, maar deze omstandigheden wegen naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het zwaarwegende belang dat [minderjarige] heeft bij contactherstel met haar vader. De rechtbank kan zich ook heel goed voorstellen dat [minderjarige] in de huidige situatie, waarin haar vader nagenoeg (nog) geen rol speelt, de wens heeft om een gezin te vormen en samen met de vrouw in [plaats ] te wonen. Deze wens is echter niet doorslaggevend, zeker niet omdat de rechtbank [minderjarige] gelet op haar leeftijd niet in staat acht om de gevolgen van de verhuizing goed te overzien. Door [minderjarige] vooruitlopend op deze procedure al mee te nemen in haar gedachtegang en zelfs feitelijk al met haar in [plaats ] te gaan wonen, heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank niet in het belang van [minderjarige] gehandeld.
4.11
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van [minderjarige] bij contactherstel met haar vader vanuit de rust en stabiliteit van de voor haar vertrouwde omgeving zwaarder weegt dan het (persoonlijk) belang van de vrouw bij verhuizing met [minderjarige] naar [plaats ] . Het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor verhuizing zal daarom worden afgewezen.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool;
4.12
Nu de rechtbank geen toestemming verleent voor de verhuizing, heeft de vrouw geen belang meer bij haar verzoek tot vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] op een andere basisschool. De rechtbank wijst daarom dit verzoek af.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
wijst de verzoeken van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Voorn, voorzitter, Hendriks en Van der Pols, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2025 in aanwezigheid van mr. Lavrijssen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.