Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet rechts houden op de autoweg A58 te 's-Heer Arendskerke op 2 december 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 januari 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd de zaak behandeld door de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Dit leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep, waarbij de boete met 25% werd gematigd.
De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, waardoor de boete werd vastgesteld op € 165,- plus € 9,- administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die op € 453,50 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.