Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een boete ontvangen voor het niet voeren van zichtbaar licht op zijn fiets op 30 oktober 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. Daarnaast is vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat ook aanleiding gaf om de boete te matigen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete met 50% gematigd en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. De betrokkene heeft recht op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan zekerheid.