ECLI:NL:RBZWB:2025:7731

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
02-073451-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in zedenzaken met DNA-onderzoek en getuigenverhoren

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenvonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd wordt van seksueel misbruik van een 15-jarig slachtoffer. De zaak is inhoudelijk behandeld op 28 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis is gehecht, betreft verschillende vormen van seksueel misbruik.

De rechtbank heeft in haar beoordeling van het bewijs benadrukt dat zedenzaken vaak alleen de verklaringen van het vermeende slachtoffer en de verdachte als bewijs hebben. In deze zaak is DNA aangetroffen in de slip van het slachtoffer, wat aanleiding geeft tot vragen over de herkomst en de interpretatie van dit bewijs. De verdediging heeft betoogd dat het DNA-resultaat niet op activiteitniveau kan worden geïnterpreteerd zonder aanvullend onderzoek. De rechtbank heeft besloten dat er een DNA-onderzoek op activiteitniveau moet worden uitgevoerd en heeft de zaak verwezen naar de rechter-commissaris voor dit onderzoek.

Daarnaast heeft de rechtbank besloten dat de audiovisueel geregistreerde verhoren van twee getuigen aan het dossier moeten worden toegevoegd. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst en zal deze op een nader te bepalen datum hervatten. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen DNA van het slachtoffer onder de nagels van de verdachte is aangetroffen, wat in lijn is met de verklaring van de verdachte. Dit tussenvonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 11 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-073451-23
tussenvonnis van de meervoudige kamer van 11 november 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1975 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. T.P.A.M. Wouters, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte de 15-jarige [slachtoffer] seksueel heeft misbruikt. Dit is op verschillende manieren ten laste gelegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
Er is geen reden tot schorsing van de vervolging.

4.De onvolledigheid van het onderzoek.

Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als direct bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het vermeende slachtoffer. Dit betekent dat – zoals het geval is in deze zaak, waarin wordt ontkend dat de handelingen zijn gepleegd – de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaring van het vermeende slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor die verklaring voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Tijdens de beraadslaging na sluiting van het onderzoek ter zitting is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank beseft dat zowel aangeefster als verdachte behoefte hebben aan duidelijkheid. Tegelijkertijd hecht de rechtbank waarde aan zorgvuldigheid en nauwkeurigheid waarmee deze zaak beoordeeld moet worden. Voor de beoordeling of het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, is dan ook van belang dat de rechtbank nader wordt voorgelicht. Zij overweegt daartoe als volgt.
De raadsman heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting -kort samengevat- het volgende naar voren gebracht:
Er zit géén DNA van aangeefster onder de nagels van de verdachte. Dit was wel te verwachten gezien de intensiteit en duur van het contact en omdat de nagels zijn bemonsterd binnen de geldende termijnen. Het gebrek aan DNA past daarom beter bij de verklaring van verdachte dan die van aangeefster.
Er zit DNA van verdachte in de slip van aangeefster. Dit is echter een resultaat op bronniveau en dat zegt niet direct iets over het activiteitniveau (hoe het DNA daar gekomen is).
a) We weten veel van het DNA van verdachte in de slip van aangeefster niet: waar het precies is aangetroffen, welk celtype het was en hoeveel DNA het precies was.
b) Gezien de relatie en omgang tussen aangeefster en verdachte is in het algemeen te verwachten dat er DNA van verdachte op aangeefster zit.
c) Gezien de dynamiek rondom de slip (o.a. omgang van aangeefster ermee, aan/uit doen, etc.) is het DNA van verdachte aan de binnenzijde ook verklaarbaar.
3. Er is in de slip van aangeefster DNA aangetroffen van minimaal drie personen: van aangeefster zelf, van verdachte en van minimaal één onbekende persoon. Volgens de raadsman weten we daarom niet precies van hoeveel personen in totaal. Het zouden er ook 4, of 5, of 6 kunnen zijn geweest. Als DNA alleen bij fysieke aanraking over kan worden gedragen, hadden we alleen DNA van verdachte en aangeefster verwacht. Daarom wijst dit mengprofiel op indirecte overdracht.
4. Conclusie: de DNA-sporen passen beter bij het scenario van de verdediging, dan die van aangeefster.
Tijdens de beraadslaging is de rechtbank met betrekking tot hetgeen door de raadsman is aangevoerd tot de volgende bevindingen gekomen.
Allereerst is er geen discussie over de herkomst van het DNA: de verdediging betwist niet dat er DNA dat matcht met het DNA van verdachte in de slip van aangeefster is aangetroffen en dat er géén DNA dat matcht met het DNA van aangeefster onder de nagels van de verdachte is aangetroffen.
In de punten 1 t/m 3 stelt de verdediging de interpretatie van de sporen ter discussie. De raadsman stelt terecht dat er in het dossier alleen DNA-resultaten op bronniveau aanwezig zijn (aan wie het DNA te linken is), en niet op activiteitniveau (hoe het DNA daar is gekomen). Er wordt ook terecht gesteld dat je DNA-sporen op bronniveau niet ‘zomaar’ kunt interpreteren op activiteitniveau en dat er bij zo’n interpretatie met veel factoren rekening moet worden gehouden. De raadsman heeft er al een paar genoemd, zoals de omgang/mate van contact tussen verdachte en aangeefster, de dynamiek van de slip voor/tijdens/na het vermeende delict etc.
Om antwoord te kunnen krijgen op de vragen hoe deze factoren precies invloed hebben op de dynamiek van DNA-sporen en hoe goed deze sporen uiteindelijk bij scenario’s passen, moet naar het oordeel van de rechtbank een DNA-onderzoek op activiteitniveau worden uitgevoerd. Als het van meerwaarde is voor dit onderzoek kan daarbij ook nog aanvullend forensisch onderzoek, zoals het nemen en analyseren van extra bemonsteringen, plaatsvinden.
Voor dit aanvullend DNA-onderzoek zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat de audiovisueel geregistreerde verhoren van [naam 1] en [naam 2] aan het dossier worden toegevoegd, zodat de rechtbank daar kennis van kan nemen en dat [naam 2], voor zover de rechtbank daar na kennisneming van de audiovisuele registratie van haar verhoor nog noodzaak toe ziet, nader wordt gehoord over de contacten die zij die avond heeft gehad met [naam 1] via Snapchat.
De rechtbank is ex artikel 316, tweede lid, Sv voornemens om -voor zover dat na het kennisnemen van de audiovisuele registratie van het verhoor van [naam 2] nog noodzakelijk is- voor het horen van de getuige [naam 2] uit haar midden een rechter-commissaris aan te wijzen, te weten mr. A.L. Hoekstra. De benoemingsbeslissing zal, na instemming van de officier van justitie en de verdediging, apart worden opgemaakt. De rechtbank zal de stukken in handen van de rechter-commissarissen stellen opdat deze genoemd onderzoek kunnen uitvoeren.
De rechtbank zal er voorts op toezien dat de behandeling van de zaak ter zitting zo spoedig als mogelijk zal worden hervat.

5.De beslissing.

De rechtbank:
- heropent en schorst het onderzoek en beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum zal worden hervat;
- beveelt de oproeping van verdachte en de benadeelde partij tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat, met kennisgeving daarvan aan hun raadslieden;
- is voornemens om, wanneer dat nog nodig is, voor het horen van de getuige uit haar midden mr. A.L. Hoekstra te benoemen als rechter-commissaris;
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, teneinde eventueel de volgende getuige te horen:
[naam 2], geboren op [geboortedag 2] 2007, wonende [adres];
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, opdat deze het hierboven omschreven DNA-onderzoek op activiteitniveau kan laten uitvoeren (inclusief eventueel aanvullend forensisch onderzoek zoals hierboven omschreven).
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 november 2025.
Mr. Pastoors en de griffier zijn verhinderd deze beslissing mede te ondertekenen.