ECLI:NL:RBZWB:2025:7738

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
02-167232-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de productie, handel en invoer van harddrugs

Op 12 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie, handel en invoer van harddrugs. De verdachte, geboren in 1967 en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte handelingen die de verdachte samen met anderen heeft verricht tussen 11 mei 2020 en 16 januari 2024, gericht op de productie en handel in harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder chatberichten van het Sky ECC-account en gegevens van in beslag genomen telefoons, voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een coördinerende rol had in de drugshandel en dat hij zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank weigerde de gevorderde geldboete, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummers: 02-167232-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 november 2025
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
nu gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [locatie] ,
raadsvrouw: mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. J. Verschuren en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 11 mei 2020 tot en met 16 januari 2024 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op de productie, handel en invoer van harddrugs.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer en handel in verdovende middelen zoals ten laste is gelegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de inhoud van de Sky ECC-chatberichten en de chatberichten zoals gebleken uit de Samsung telefoon S20 (met goednummer 2684279) in combinatie met de overige bewijsmiddelen uit het dossier. Van zowel het Sky ECC-account als van de telefoon kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker was.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte op basis van het dossier niet kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky ECC-account. De aanwijzingen uit de inhoud van de chats die mogelijk naar verdachte kunnen wijzen, zijn te algemeen van aard. Verder kan niet worden uitgesloten dat andere personen gebruik hebben gemaakt van het account.
Ook ten aanzien van de chatberichten die afkomstig zijn van de andere telefoons die onder verdachte zijn aangetroffen, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte deze heeft verzonden. Ook de aanwijzingen die uit deze chatberichten volgen zijn te algemeen van aard.
Verdachte heeft verklaard dat hij spullen van anderen die hij in zijn café vond soms meenam naar huis en dat hij regelmatig andere personen gebruik liet maken van zijn woning. De administratie (schriftjes) en het briefje waarop het Sky ECC-account is vermeld, kunnen op die wijze in zijn woning terecht zijn gekomen. Logees hadden de beschikking over administratie en persoonlijke documenten zoals zijn identiteitsbewijs die in enkele berichten zijn meegezonden. Verder leende hij twee van zijn mobiele telefoons, die niet waren voorzien van toegangscodes, uit aan klanten. Voornoemde omstandigheden passen in het beeld dat het anderen zijn geweest die de belastende berichten hebben verstuurd, aldus de verdediging.
Tenslotte volgt uit het dossier geen objectief steunbewijs waaruit kan worden afgeleid dat verdachte betrokken is geweest bij de aan hem ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
Op basis van enkel de chatberichten en bij gebrek aan steunbewijs, kan hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd niet worden bewezen. Verzocht wordt om verdachte integraal vrij te spreken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleidende opmerkingen
Het onderzoek naar verdachte is gestart naar aanleiding van informatie uit een ander strafrechtelijk onderzoek, te weten onderzoek Salak, waarin de verdenking was dat verdachte betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in de haven in Vlissingen vanaf 17 januari 2024. Naar aanleiding van dit onderzoek is op 25 januari 2024 de woning van verdachte aan de [adres 1] te [plaats 1] doorzocht. Verdachte staat sinds 23 januari 2015 als enige op dit adres ingeschreven. In de woning van verdachte zijn, voor zover relevant voor de beoordeling van het ten laste gelegde, de volgende goederen aangetroffen.
In de slaapkamer is op het nachtkastje naast het bed van verdachte een Samsung telefoon E20 (met goednummer 2684262) aangetroffen. In de kledingkast op de slaapkamer van verdachte is een geldbedrag van € 6.275,- aangetroffen. Verder zijn er op verschillende plekken in de slaapkamer documenten en handgeschreven notities aangetroffen. Op één van de handgeschreven notities staan gegevens genoteerd van een Sky ECC-ID met daarbij de tekst ‘mijn SKY’ en de code ‘ [nummer] ’.
Tenslotte zijn er in de woonkamer in het kastje onder de televisie documenten en twee schriftjes met administratie aangetroffen. De documenten betreffen uitdraaien met aantekeningen over chemische formules met betrekking tot de synthese van harddrugs, te weten cocaïne en Crystal Meth. In één van de schriftjes zijn verschillende kolommen gemaakt met data, hoeveelheden en prijzen, waarbij soms kilo’s worden genoemd. De administratie ziet vermoedelijk op de handel in verdovende middelen en gaat terug tot november 2017.
Bij de fouillering van verdachte is een Samsung telefoon S20 (met goednummer 2684279) aangetroffen en in beslag genomen.
De inhoud van de chatberichten
Op zowel het Sky ECC-account als op voornoemde Samsung-telefoons zijn chatberichten gevonden. De rechtbank oordeelt dat in de chatgesprekken die in bijlage II als bewijsmiddelen zijn opgenomen, in onderlinge samenhang bezien, in de ten laste gelegde periode gesprekken worden gevoerd over:
- de aan- en verkoop van heroïne en cocaïne;
- de invoer, smokkelroutes en het transport van cocaïne;
- de productie van cocaïne.
Dit wordt ook bevestigd door de afbeeldingen die zijn meegezonden bij verscheidene chats. Over de inhoud van de berichten en de interpretatie daarvan bestaat in deze zaak verder ook geen discussie.
Door de verdediging is bepleit dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de in het dossier opgenomen chatgesprekken heeft gevoerd, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de beheerder was van het Sky ECC-account en omdat niet is gebleken dat verdachte de enige gebruiker is geweest van de onder hem aangetroffen telefoons. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of het telkens verdachte is geweest die de in het dossier opgenomen chatberichten heeft verstuurd. De rechtbank zal hieronder daarom ingaan op de vraag of verdachte de gebruiker is geweest van het Sky ECC-account en de verschillende Samsung-telefoons en of er wordt voldaan aan het bewijsminimum.
De Sky ECC-berichten
Naar aanleiding van het in de slaapkamer van verdachte aangetroffen briefje met daarop de gegevens van het Sky ECC-account is toestemming verkregen voor het bekijken van de chats behorend bij het Sky ECC-ID ‘ [nummer] ’. Hieruit blijkt dat dit account chatberichten bevat van 11 mei 2020 tot en met 28 december 2020. In die chatberichten wordt gesproken over de aan- en verkoop van heroïne en cocaïne, het samen met anderen voorbereiden van het vanuit Turkije, Iran, Brazilië en mogelijk andere landen invoeren van verdovende middelen en het samen met anderen voorbereiden van het chemisch uitwassen van cocaïne die vanuit Zuid-Amerkika in Nederland wordt ingevoerd. De gebruiker van het account stuurt ook briefjes en schrijft over chemische middelen die gebruikt worden bij het uitwassen van cocaïne. De rechtbank verwijst voor de inhoud van deze berichten naar de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II.
Is verdachte de gebruiker van het Sky ECC-account?
Door de gebruiker van het account ‘ [nummer] ’ wordt op 28 augustus 2020 een bericht gestuurd dat inhoudt dat ‘ [bijnaam 1] ’ de eigenaar is van de telefoon. De rechtbank stelt vast dat [bijnaam 1] in dit geval kan wijzen op de voornaam van verdachte. Daarnaast wordt op 8 oktober 2020 door de gebruiker aangegeven dat hij met zijn zoon is. Verdachte heeft een zoon, waardoor ook dit een aanwijzing kan zijn in de richting van verdachte. Verder deelt de gebruiker van het account op 18 oktober 2020 het telefoonnummer eindigend op [nummers] , waarover verdachte heeft verklaard dat dit zijn telefoonnummer is. Daarnaast geeft de gebruiker op 18 oktober 2020 aan dat hij woonachtig is op [huisnummer] . Dat huisnummer komt overeen met het adres van verdachte, namelijk [adres 1] te [plaats 1] .
Uit onderzoek van de politie blijkt dat de Sky ID het meest gebruik heeft gemaakt van een cell-ID van de [adres 2] te [plaats 1] . Dat is ongeveer 500 meter van de woning van verdachte aan de [adres 1] te [plaats 1] . Deze Cell-ID’s werden op 203 van de 209 dagen gebruikt, waarvan 190 dagen in de nachtelijke uren. Daaruit kan worden afgeleid dat de gebruiker van de telefoon in de buurt woont van de [adres 2] .
Gelet op de vindplaats van het briefje met de Sky ECC-code, de voornoemde bijzonderheden in de chatberichten en de hiervoor genoemde zendmastgegevens, is de rechtbank van oordeel dat verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky ECC-account ‘ [nummer] ’ en de eigenaar is van de cryptotelefoon.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij het briefje met de gegevens van het Sky ECC-account in zijn café heeft gevonden en ter bewaring mee naar zijn woning heeft meegenomen dan wel dat dit briefje van logees is geweest. De rechtbank acht de verklaring van verdachte in het licht van voornoemde feiten en omstandigheden ongeloofwaardig. Niet valt in te zien waarom een gebruiker van een dergelijke beveiligde chatdienst het risico zou nemen om een briefje met deze gevoelige gegevens in een café rond te laten slingeren (en er kennelijk vervolgens niet meer naar om te zien), met het gevolg dat een onbekende persoon over deze gegevens kan beschikken of daarmee naar de politie zou gaan. Om de genoemde redenen valt evenmin in te zien dat een logee een dergelijk briefje op de slaapkamer van verdachte zou achterlaten.
Heeft verdachte de belastende berichten gestuurd?
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of ook kan worden bewezen dat verdachte de belastende chatberichten heeft verstuurd of dat andere personen dit (ook) hebben gedaan, zoals door de verdediging naar voren is gebracht.
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek is gebleken dat ook een gebruiker genaamd ‘ [bijnaam 2] ’ gebruik heeft gemaakt van het Sky ECC-account. Uit de inhoud van de berichten blijkt evenwel dat op de momenten dat [bijnaam 2] de gebruiker is van het account, dit door hem wordt aangekondigd. Het gaat om een beperkt aantal berichten in een betrekkelijk korte periode. Dit duidt erop dat [bijnaam 2] slechts incidenteel gebruik heeft gemaakt van het account en sluit mitsdien niet uit dat verdachte als gebruiker van het account de belastende communicatie heeft gevoerd.
Uit het dossier blijkt verder dat een beperkt aantal berichten in de Turkse taal is opgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit, veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat verdachte zoals hij stelt geen Turks spreekt, niet dat de belastende communicatie niet door verdachte (maar door de Turks schrijvende persoon) is gevoerd. De rechtbank overweegt in dat verband als volgt.
Een aantal van de belastende berichten bevat, zoals hiervoor is overwogen, expliciete verwijzingen naar verdachte (huisnummer, afkorting voornaam, zoon), zodat de rechtbank ervan uitgaat dat deze door verdachte zijn geplaatst. De stijl en woordkeuze van deze door verdachte verzonden berichten, vertoont sterke gelijkenis met die van de overige belastende berichten voor zover die niet door [bijnaam 2] zijn verzonden. Anders dan in de berichten van [bijnaam 2] , stelt de gebruiker zich in deze berichten niet voor.
Dat verdachte de belastende berichten heeft geplaatst, vindt verder steun in het volgende.
De inhoud van een aantal chatberichten die blijkt uit het Sky ECC-account, wordt ondersteund door de inhoud van de chatberichten met de Samsung E20, de telefoon die is aangetroffen op het nachtkastje in de slaapkamer van verdachte. In die telefoon zijn in de periode van september 2020 tot en met november 2020 berichten aangetroffen met het contact ‘ [bijnaam 3] ’ uit Colombia, waarin gesproken wordt over een persoon die ‘ [bijnaam 4] ’ wordt genoemd. Hij zou uit Colombia naar Nederland afreizen. [bijnaam 4] is door de politie geïdentificeerd en komt in de politiesystemen voor omdat hij in 2023 is aangehouden in een cocaïnewasserij, waardoor het vermoeden is ontstaan dat deze persoon kennis heeft van het in- en uitwassen van cocaïne. De rechtbank zal later nader ingaan op deze telefoon, maar vastgesteld kan worden dat deze telefoon aan verdachte toebehoort en hij de enige gebruiker van die telefoon is geweest. In de chatberichten die via het Sky ECC-account zijn verstuurd in de periode van augustus 2020 tot en met november 2020 wordt eveneens gesproken over een persoon met de bijnaam ‘ [bijnaam 4] ’ die uit Colombia naar Nederland zou afreizen. Daarnaast wordt er in deze periode in meerdere chats gesproken over het chemisch uitwassen van cocaïne. In chatberichten die op 17 en 18 augustus 2020 zijn verzonden, is te zien dat er briefjes worden verzonden door de gebruiker ‘ [nummer] ’ waarop handgeschreven de namen en hoeveelheden vermeld staan van chemische middelen. De meeste van deze chemische middelen komen voor in het proces van een cocaïnewasserij. De inhoud van de belastende chatberichten wordt ook ondersteund door de documenten die in de woning van verdachte zijn aangetroffen met daarop de chemische formules en aantekeningen met betrekking tot de synthese van cocaïne en Crystal Meth. Ook dit wijst erop dat verdachte zich bemoeide met de productie van harddrugs. Dat verdachte deze documenten voor iemand anders bewaarde, acht de rechtbank, mede in het licht van voornoemde vaststellingen, ongeloofwaardig.
Los van het feit dat zowel de periode als de inhoud van de berichten die zijn aangetroffen op de Samsung E20 en het Sky ECC-account met elkaar corresponderen, volgt de betrokkenheid van verdachte ook uit zijn feitelijk handelen in diezelfde periode. Uit het politiesysteem is gebleken dat er op 28 mei 2020 bij de bouwmarkt Hornbach in [plaats 2] door de inzittenden van een donkerkleurige Mercedes met Nederlands kenteken [kenteken] een hoeveelheid van 35 flessen caustic soda was gekocht. Dit betreft de auto van verdachte. Caustic Soda kan worden gebruikt voor de productie van harddrugs zoals Crystal Meth en cocaïne.
Al deze feiten en omstandigheden wijzen erop dat verdachte de belastende berichten heeft gestuurd. Dat deze door de persoon zijn gestuurd die in het Turks schrijft is, veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat dit niet verdachte zelf betreft, niet aannemelijk geworden. Integendeel is het, gelet op de organiserende taak die verdachte had en de handel met Turkije, niet ondenkbaar dat hij de telefoon in gebruik zou geven aan een Turks sprekende persoon die de communicatie met de Turks sprekende partijen voerde.
Tussenconclusie ten aanzien van het Sky ECC-account
De rechtbank leidt uit voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, af dat verdachte de gebruiker was van de Sky ECC-account ‘ [nummer] ’ en eigenaar van de cryptotelefoon. Bij de in de bewijsmiddelen aangehaalde relevante berichten uit het Sky ECC-account wordt verdachte als de verzender beschouwd. Dit vindt onder meer steun in de inhoud van de berichten en de berichten over ‘ [bijnaam 4] ’ die in dezelfde periode ook op de Samsung S20 zijn gevoerd, de administratie die in de woning van verdachte is aangetroffen met daarop de chemische formules en de betrokkenheid van verdachte bij de aankoop van 35 flessen caustic soda rond diezelfde periode.
De Samsung S20
De Samsung S20 is tijdens de fouillering van verdachte onder hem aangetroffen. Ook deze telefoon is door de politie onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat via de applicatie Signal in de periode 2021 tot en met januari 2024 gesprekken zijn gevoerd met verschillende (internationale) contacten over drugshandel, de invoer van verdovende middelen via de haven van [plaats 1] en het vervoeren daarvan.
Is verdachte de gebruiker van de Samsung S20?
Aan zowel WhatsApp als Signal is het telefoonnummer eindigend op [nummers] gekoppeld, het telefoonnummer van verdachte. Beide applicaties hebben de gebruikersnaam ' [gebruikersnaam 1] ’. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] verwijst naar de naam van zijn dochter en dat hij die gebruikersnaam zelf heeft bedacht. Uit de chatberichten volgt met betrekking tot de identificatie van verdachte als gebruiker van de telefoon verder het volgende.
Op 10 november 2021 verstuurt de gebruiker via Whatsapp foto’s van de identiteitskaart van verdachte naar een contact. Op 20 november 2021 en 21 november 2021 verstuurt de gebruiker twee pagina’s uit het schriftje dat in het tv-meubel van verdachte is aangetroffen naar ditzelfde contact.
In de Whatsappgesprekken van 20 februari 2023 en van 27 februari 2023 worden door de gebruiker documenten verstuurd die op naam staan van verdachte. Dit betreffen onder andere stukken met betrekking tot het café van verdachte waarvan verdachte op dat moment de eigenaar is. Ook wordt door de gebruiker op 27 februari 2023 wederom een foto verzonden van de identiteitskaart van verdachte.
Op 8 maart 2023 stuurt een contact twee filmpjes en twee foto's van een partij blokken die van vermoedelijk hasj naar de gebruiker van de telefoon. De gebruiker stuurt vervolgens het [adres 1] , het adres van verdachte.
In twee gesprekken die gevoerd zijn via Signal op 14 november 2024 en op 4 januari 2024 wordt door de gebruiker voorgesteld om af te spreken op het [adres 3] . Dit is het adres van het café van verdachte.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft in eerste instantie verklaard en later herhaald dat het telefoonnummer eindigend op [nummers] van hem is. In zijn verklaring van 30 januari 2024, die hij in het onderzoek Salak heeft afgelegd, heeft hij verklaard dat hij de enige gebruiker was van deze telefoon. Er was toen nog geen sprake van vervolging in deze zaak. Verdachte is pas nadat kenbaar is geworden dat hij werd vervolgd in deze zaak teruggekomen op wat hij in eerste instantie heeft verklaard en is met een alternatieve lezing gekomen, namelijk dat hij zijn telefoon veelvuldig uitleende aan klanten uit zijn café. Los van het feit dat onderzoek naar enkele namen die verdachte heeft genoemd niets heeft opgeleverd, komt deze verklaring de rechtbank onaannemelijk voor omdat uit de inhoud van de berichten op geen enkel moment blijkt van een wisseling van de gebruiker. Ook in dit geval valt niet in zien waarom een derde het risico zou nemen dat een ander kennis kan nemen van deze gevoelige informatie. De rechtbank acht de latere verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig en houdt verdachte aan zijn verklaring zoals hij die op 30 januari 2024 heeft afgelegd, inhoudende dat hij de enige gebruiker van de telefoon is geweest. Dit blijkt eveneens uit de door de verdachte gekozen gebruikersnaam, die op zowel Signal als Whatsapp aan zijn telefoonnummer zijn gekoppeld. Uit de aangehaalde berichten is ook voldoende gebleken dat verdachte gedurende de gehele periode waarin via Signal belastende berichten werden gestuurd, telkens de gebruiker was van de telefoon en de applicaties daarop. De verklaring van verdachte dat hij de schriftjes die in zijn woning zijn aangetroffen en waarvan ook delen aan een contact zijn doorgestuurd, niet van hem zijn, acht de rechtbank gelet op voorgaande vaststellingen, onaannemelijk.
Steunbewijs: de berichten over het ondergronds bankieren
Op voornoemde telefoon is tevens de versleutelde berichtendienst Threema aangetroffen. Bij die app wordt de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 2] (owner)’ gehanteerd, wat opnieuw kan verwijzen naar de voornaam van verdachte. Aan Threema is eveneens het telefoonnummer eindigend op [nummers] gekoppeld. Uit onderzoek is gebleken dat de gebruiker tussen 12 september 2021 en 23 oktober 2021 in een chat onder andere diverse afbeeldingen van 5 eurobiljetten heeft doorgestuurd. Daarop zijn steeds de nummers van de bankbiljetten zichtbaar. De politie beschrijft dat hen ambtshalve bekend is dat dit ‘tokens’ betreft, die veelvuldig gebruikt worden in het ondergronds bankieren. Het is algemeen bekend dat door middel van ondergronds bankieren de internationale drugshandel wordt gefinancierd.
Ten aanzien van de berichten die in de applicatie Threema zijn gevonden overweegt de rechtbank dat, hoewel dit verdachte niet wordt verweten, de chats met betrekking tot ondergronds bankieren wel ondersteunend zijn aan de inhoud van de belastende chatberichten.
Steunbewijs: de schriftjes die in de woning van verdachte zijn aangetroffen
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte degene is geweest die op 20 november 2021 en 21 november 2021 twee pagina’s uit het schriftje dat in het tv-meubel van zijn woning is aangetroffen via WhatsApp naar één van zijn contacten heeft verstuurd, waarvan het vermoeden is dat dit in één van de schriftjes een drugsgerelateerde administratie is opgenomen. Dat de inhoud van dit schriftje terug is gevonden in de chatberichten op de telefoon bevestigt dat vermoeden. Daar komt bij dat er tijdens de doorzoeking op drie plaatsen in de kledingkast van verdachte een geldbedrag van € 6275,- in coupures is aangetroffen. Ook deze bevindingen zijn ondersteunend aan de inhoud van de belastende chatberichten.
Tussenconclusie ten aanzien van de Samsung S20
De rechtbank leidt uit voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien af dat verdachte de enige gebruiker was van de Samsung S20. Uit het dossier volgt geen enkele aanwijzing dat de telefoon door meerdere personen is gebruikt. Met betrekking tot de in de bewijsmiddelen aangehaalde relevante chatberichten die met deze telefoon zijn gevoerd, wordt verdachte daarom als de verzender en/of ontvanger beschouwd. De inhoud van de belastende chatberichten wordt ondersteund door de berichten via de applicatie Threema met betrekking tot het ondergronds bankieren en door de schriftjes met drugsgerelateerde administratie en het geldbedrag die in de woning van verdachte zijn aangetroffen.
De Samsung E20
De Samsung E20 is tijdens de doorzoeking van de woning aangetroffen op het nachtkastje in de slaapkamer van verdachte. De inhoud van de telefoon is door de politie onderzocht. Hieruit is gebleken dat via de applicaties Whatsapp en Signal wordt gesproken over het vervoer van verdovende middelen, de invoer van verdovende middelen via bulkgoederen en het uitwassen van deze verdovende middelen bij aankomst daarvan in Nederland. De rechtbank verwijst voor de inhoud van deze berichten naar de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het best zou kunnen dat deze telefoon van hem is. Ook ter zitting heeft verdachte niet ontkend dat dit zijn telefoon is. Net als bij de Samsung S20 is de gebruikersnaam op deze telefoon eveneens ‘ [gebruikersnaam 1] en is dit rechtstreeks te herleiden tot verdachte. Verdachte heeft niet naar voren gebracht dat iemand anders gebruik zou hebben gemaakt van de telefoon. Uit het dossier volgen verder geen aanwijzingen dat een ander dan verdachte eigenaar was van deze telefoon. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte de eigenaar en enige gebruiker was van deze telefoon. Zoals reeds overwogen wordt de inhoud van de belastende chatberichten op de telefoon ondersteund door de berichten over ‘ [bijnaam 4] ’ die in dezelfde periode via het Sky ECC-account werden gevoerd, de administratie die in de woning van verdachte is aangetroffen met daarop de chemische formules en de betrokkenheid van verdachte bij de aankoop van 35 flessen caustic soda rond diezelfde periode.
Conclusie
De inhoud van de chatberichten via het Sky ECC-account en de Samsungtelefoons ondersteunen elkaar. Daarnaast vinden de chatberichten steun in de overige bewijsmiddelen, waaronder de in de woning van verdachte aangetroffen goederen en de betrokkenheid van verdachte bij de aankoop van flessen caustic soda op 28 mei 2020. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank aan het bewijsminimum voldaan. De in de bijlage opgenomen chatberichten zijn voldoende concreet om te kunnen spreken van strafbare voorbereidingshandelingen. Verdachte vervulde hierbij een coördinerende rol en daarmee is ook het opzet van de verdachte op de strafbare voorbereidingshandeling vast komen te staan.
De rechtbank acht gelet op voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode handelingen heeft gepleegd ter voorbereiding en bevordering van de productie, de handel en de invoer van harddrugs. De rechtbank acht ook het medeplegen bewezen nu alle chats duidelijk blijk geven van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en meerdere andere personen.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 11 mei 2020 tot en met 16 januari 2024 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en vervoeren en bewerken, van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen,
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, stoffen
engelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- mobiele telefoons, met het beveiligingsprogramma SKY-ECC en de beveiligde app Signal, voorhanden te hebben en
- een grote hoeveelheid contant geld voorhanden te hebben en
- met mededaders contacten te onderhouden en informatie uit te wisselen en afspraken te maken (onder meer) met behulp van bovengenoemde telefoons over het invoeren en afleveren en uithalen en verstrekken en bewerken en vervoeren van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, door onder meer met leveranciers/kopers/tussenpersonen/chauffeurs (vervoerders)/mededaders afspraken te maken/te spreken over de smokkelmethoden en wijze van vervoeren en/of bewerken en prijzen van (grote) hoeveelheden van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en het regelen van ondernemingen en chemicaliën en prijzen en (daarbij) foto’s te versturen van geldbedragen en hoeveelheden van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie houdt rekening met de ernst van het feit, de lange periode waar het om gaat en de recidive door verdachte. Gelet op de enorme geldbedragen die omgaan in de handel in harddrugs vordert de officier van justitie daarnaast om aan verdachte een geldboete op te leggen ter hoogte van € 25.000,-.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Verzocht wordt om de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast is het strafblad van verdachte verouderd. Verder wordt verzocht om af te zien van het opleggen van een geldboete, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte grote hoeveelheden geld heeft ontvangen. Verdachte heeft schulden en door deze zaak al veel financiële schade geleden omdat hij door het voorarrest zijn woning en café is kwijtgeraakt.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van vier jaar schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op de productie, de handel en de invoer van harddrugs.
De communicatie hierover vond plaats via de versleutelde dienst Sky ECC, maar ook via andere apps zoals Whatsapp en Signal. Uit de chatberichten blijkt dat hij een onmisbare schakel was en dat verdachte gedurende de gehele periode vele contacten had met betrekking tot diverse aspecten van de internationale drugshandel. Zo werd er met (internationale) contacten gecommuniceerd over prijzen, hoeveelheden, smokkelroutes en het transport en over de productie van harddrugs en de daarvoor benodigde grondstoffen. Met al deze handelingen heeft verdachte de bedoeling gehad om bij te dragen aan het in Nederland brengen en produceren van harddrugs en daarmee heeft hij een onmisbare bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Uit de communicatie volgt dat verdachte en zijn medeverdachten beschikten over vervoer en toegang hadden tot een corrupte havenwerker. Deze vorm van corruptie tast het onderlinge vertrouwen binnen de (internationale) samenleving in hoge mate aan en ondermijnt de democratische rechtsstaat.
Uit de chatberichten blijkt dat er sprake is geweest van ondermijnende criminaliteit op grote schaal, waarbij verdachte een coördinerende, organiserende en faciliterende rol had en tussenpersoon lijkt te zijn. Met zijn handelen heeft verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan de instandhouding van de handel in harddrugs. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Ook gaat de handel hiervan gepaard met allerlei maatschappelijk ongewenste, veelal criminele, neveneffecten. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op geen enkele wijze ook maar enige verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Dit zal de rechtbank in de straftoemeting in het nadeel van de verdachte laten meewegen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Verdachte is in 2013 in het buitenland veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren voor de invoer van verdovende middelen. De voorwaardelijke invrijheidsstelling in die zaak liep tot september 2017. Deze veroordeling en proeftijd hebben verdachte er echter niet van weerhouden om wederom een soortgelijk feit te plegen. Het dossier bevat sterke aanwijzingen dat verdachte kort na zijn invrijheidstelling in september 2017 verder is gegaan met de handel, nu de druggerelateerde administratie die in de woning van verdachte is gevonden teruggaat tot november 2017. Het beeld dat hieruit ontstaat is zorgelijk. De rechtbank acht deze veroordeling dus wel degelijk relevant en weegt het strafblad van verdachte in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 10 december 2024 dat over verdachte is opgemaakt en op de persoonlijke omstandigheden zoals deze door de verdediging naar voren zijn gebracht ter zitting.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf, heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst en duur van het feit de rol van verdachte, vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor langere duur de enige passende strafmodaliteit. Daarbij weegt de rechtbank mee dat één van de strafdoelen is om een preventieve werking te bewerkstelligen. Van de op te leggen straf dient een afschrikkende werking uit te gaan, ook om anderen ervan te weerhouden dit soort feiten te plegen. De rechtbank zal geen lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, zoals door de verdediging is verzocht. Daarvoor is het door verdachte gepleegde feit, in combinatie met zijn strafblad, te ernstig en doet dat geen recht aan de aard en ernst van de jarenlange voorbereidingshandelingen van de internationale harddrugshandel waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank ziet echter wel aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De door de officier van justitie gevorderde gevangenisstrafstraf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het feit en de hiervoor genoemde omstandigheden. De rechtbank zal daarom een hogere gevangenisstraf opleggen dan is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De door de officier van justitie gevorderde geldboete, acht de rechtbank gelet op de omstandigheden van verdachte zoals deze ter zitting zijn gebleken, niet passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn en een ander trachten te bewegen om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen;
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
- voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, en
mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 12 november 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2020 tot en met 16 januari 2024 te
Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of Nieuwdorp, gemeente Borsele, en/of
[plaats 1] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10
van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of bewerken, van een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- één of meer mobiele telefoon(s), met het beveiligingsprogramma SKY-ECC en/of
de beveiligde app Signal, voorhanden te hebben en/of
- ( een) grote hoeveelhe(i)d(en) (contant) geld voorhanden te hebben en/of
- met één of meer mededader(s) contacten te onderhouden en/of informatie uit te
wisselen en/of afspraken te maken (onder meer) met behulp van bovengenoemde
telefoon(s) over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of
bewerken en/of vervoeren van een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, door onder meer
met leveranciers/kopers/tussenpersonen/chauffeurs (vervoerders)/mededaders
afspraken te maken/te spreken over de smokkelmethoden en/of wijze van
vervoeren en/of bewerken en/of prijzen van een of meer (grote) hoeveelheden van
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of het
regelen van ondernemingen en/of chemicaliën en/of prijzen en/of (daarbij) een of
meer foto’s te versturen van geldbedrag(en) en/of hoeveelhe(i)d(en) van een of
meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of lijsten
van (benodigde) chemicaliën;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)