ECLI:NL:RBZWB:2025:7739

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
24/5263
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over recht op Ziektewet-uitkering na ontslag op staande voet

Deze uitspraak betreft de beslissing van het UWV dat een ex-werknemer recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ten laste van eiseres, die als eigenrisicodrager optreedt. Eiseres, een B.V. uit [plaats 1], is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 12 november 2025 geoordeeld dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft toegekend en geen maatregel heeft opgelegd. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is ongegrond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ex-werknemer op 25 november 2022 op staande voet is ontslagen wegens herhaalde dronkenschap. Na zijn ontslag heeft hij zich ziekgemeld en is hem een ZW-uitkering toegekend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze toekenning, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van verwijtbaarheid van de ex-werknemer, waardoor het UWV terecht geen maatregel heeft opgelegd.

De rechtbank heeft ook de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in overweging genomen, die concludeerde dat de ex-werknemer door zijn alcoholgebruik arbeidsongeschikt was en dat het ontslag niet in overwegende mate aan hem kon worden verweten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de toekenning van de ZW-uitkering in stand blijft en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5263

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Kortekaas),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M. Reitsma).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [ex-werknemer] uit [plaats 2] (ex-werknemer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing van het UWV dat ex-werknemer recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ten laste van eiseres als eigenrisicodrager. Eiseres is het hier niet eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft toegekend en geen maatregel heeft opgelegd. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Het UWV heeft de ZW-uitkering per 2 december 2022 aan ex-werknemer toegekend. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 7 mei 2024 heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vervolgens heeft eiseres aanvullende beroepsgronden ingediend en heeft het UWV hierop gereageerd met een aanvullend verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. Ex-werknemer is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Voorgeschiedenis
3. Ex-werknemer is, ondanks meerdere waarschuwingen, op 25 november 2022 op staande voet ontslagen in verband met (herhaalde) dronkenschap. Hij heeft zich op 30 november 2022 ziekgemeld en vervolgens is aan hem de ZW-uitkering toegekend. Eiseres is het hier niet mee eens, omdat volgens haar sprake was van een benadelingshandeling of van benadelingshandelingen.
3.1.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres, heeft het UWV per brief van 16 november 2023 een aantal vragen gesteld aan ex-werknemer over zijn ziekte en ontslagname. Ex-werknemer heeft per brief van 27 november 2023 gereageerd dat hij per 25 november 2022 al ziek was: depressief, dronk steeds meer en dacht er niet aan om dit te melden. Volgens ex-werknemer had hij niet de kracht om zichzelf te verdedigen en tekende hij de ontslagpapieren onder invloed van zijn mentale toestand.
Rapport verzekeringsarts bezwaar en beroep
3.2.
Op 7 mei 2024 heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV (hierna: verzekeringsarts b&b) een rapport opgesteld. Volgens de verzekeringsarts b&b blijkt uit de in bezwaar opgevraagde informatie dat de psycholoog vier maanden na het ontslag de diagnose stoornis in alcoholgebruik, ernstig, stelde. Het alcoholmisbruik en de ernst daarvan komen consistent uit het eigen dossier en de informatie van diverse behandelaren naar voren. Haar conclusie is dan ook dat, gezien de hoeveelheid alcohol die betrokkene gebruikte en de gestelde diagnose, er sprake is geweest van ziekte: ex-werknemer was op basis van zijn alcoholgebruik arbeidsongeschikt voor het eigen werk. Zijn gezondheidstoestand was zodanig dat het ontslag op staande voet hem niet in overwegende mate kan worden verweten. Hij was niet in staat om, ondanks waarschuwingen, te stoppen met het alcoholmisbruik. Dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen zijn ontslag past bij het niet in staat zijn adequaat te reageren als gevolg van het gebruik. Zo blijkt ook uit de informatie van de psycholoog dat het hem vijf maanden na ontslag niet lukte om inkomsten te hebben, met een dreigende uithuiszetting als gevolg.
Bestreden besluit
3.3.
Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen. Ex-werknemer, die meermaals voor de gevolgen was gewaarschuwd, heeft volgens het UWV kunnen voorzien dat hij door aanhoudende dronkenschap arbeidsongeschikt zou worden en dat de oorzaak van die ongeschiktheid voor eiseres reden zou zijn hem op staande voet te ontslaan. Hiermee heeft hij een benadelingshandeling gepleegd als bedoeld in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW. Het ontslag kan ex-werknemer echter niet worden verweten. De verzekeringsarts b&b heeft immers overwogen dat ex-werknemer zich wegens ziekte of gebrek heeft overgegeven aan herhaaldelijke dronkenschap en niet meer vrijelijk in staat was zijn wil te bepalen. Omdat elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, is voor een blijvende of gedeeltelijke weigering van de ZW-uitkering geen plaats en is er terecht geen maatregel opgelegd. Ook is geen sprake van een benadelingshandeling als bedoeld in artikel 45, zevende lid, van de ZW. Gelet op de gedragingen van ex-werknemer, moet de kans dat het ontslag op staande voet in stand zou zijn gebleven als hij dit zou hebben aangevochten, als verwaarloosbaar klein worden ingeschat. Bovendien overweegt de verzekeringsarts b&b dat ex-werknemer op grond van ziekte of gebrek niet in staat was zich te verweren. De toekenning van de ZW-uitkering blijft daarom in stand.
Standpunt eiseres
4. Volgens eiseres is sprake van een benadelingshandeling op grond van artikel 45, zevende lid, van de ZW omdat ex-werknemer berust heeft in zijn ontslag op staande voet. Daarnaast is sprake van een benadelingshandeling op grond van artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW omdat ex-werknemer ondanks herhaald en uitdrukkelijk verbod daartoe, dronken op de werkvloer aanwezig was. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 april 2021. [1] Bovendien blijkt uit het arbeidskundig onderzoek van 1 juli 2024 dat de arbeidsdeskundige op geen enkele wijze uiting geeft aan een verslavingsachtergrond die zou spelen bij ex-werknemer. Gelet op het voorgaande, had het UWV een 100% maatregel moeten opleggen aan ex-werknemer.
Had het UWV een maatregel moeten opleggen?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat ex-werknemer een benadelingshandeling heeft gepleegd zoals bedoeld in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW. Partijen verschillen van mening over de vraag of dit verwijtbaar is en over de vraag of er ook sprake is van een benadelingshandeling op grond van het zevende lid van voornoemd artikel.
6. Over het arbeidskundig rapport heeft het UWV terecht aangegeven dat dit is opgesteld naar aanleiding van een eerstejaarsziektewetbeoordeling, waarbij de redenen voor de oorspronkelijke uitval geen rol spelen. Dit rapport heeft in de huidige procedure dus geen betekenis. Bovendien merkt de rechtbank op dat een arbeidskundig rapport geen medische rapportage is en dat er in het aangehaalde arbeidskundig rapport hierover ook het volgende staat opgenomen: “
Cliënt vertelde open over de medische klachten. Vanwege privacy redenen (AVG) kan ik hiervan geen of slechts oppervlakkig verslag doen.”Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een benadelingshandeling op grond van artikel 45, zevende lid, van de ZW. Gelet op de gedragingen van ex-werknemer moet de kans dat het ontslag op staande voet niet in stand zou blijven bij het aanvechten daarvan, als verwaarloosbaar klein worden ingeschat. Dit is overigens ook in lijn met de door eiseres aangehaalde uitspraak. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.
8. Op zitting heeft eiseres aangegeven dat zij geen argumenten heeft waarom de situatie anders was dan door de verzekeringsarts b&b is gesteld en dat zij daarnaast geen inconsistentie ziet in haar rapportage. De rechtbank oordeelt dat de rapportage blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek, en inzichtelijk en consistent is. Er is daarom geen aanleiding om de conclusie, dat het ontslag de ex-werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten, voor onjuist te houden. Het UWV heeft op basis daarvan mogen concluderen dat elke vorm van verwijtbaarheid bij ex-werknemer ontbrak en dus terecht afgezien van het opleggen van een maatregel op grond van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 45, tweede lid, van de ZW.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 12 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.