ECLI:NL:RBZWB:2025:7767

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
11453645 \ CV EXPL 24-6241 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en geschillen over opschorting en opzegging

In deze civiele zaak tussen BQUAAM B.V. en [partij 1] en [partij 2] betreft het een geschil over een aannemingsovereenkomst. De partijen hebben op 27 september 2023 een overeenkomst gesloten voor verbouwingswerkzaamheden aan de woning van [partij 1] en [partij 2]. BQUAAM B.V. heeft werkzaamheden uitgevoerd, maar er ontstonden geschillen over de kwaliteit van het werk en de financiële afwikkeling. Op 26 maart 2024 heeft BQUAAM haar werkzaamheden opgeschort, wat door de kantonrechter onterecht werd bevonden. De kantonrechter oordeelt dat BQUAAM niet gerechtigd was om de overeenkomst op te zeggen op 24 juni 2024, omdat de redenen hiervoor, zoals het uitblijven van betaling en het niet uitvoeren van een asbestonderzoek, niet voldoende waren. De kantonrechter heeft besloten dat BQUAAM de werkzaamheden niet in onvoltooide staat mocht beëindigen en dat de overeenkomst ten onrechte is opgezegd. De zaak is aangehouden voor deskundigenonderzoek naar de verrichte werkzaamheden en de kosten daarvan.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11453645 \ CV EXPL 24-6241
Vonnis van 12 november 2025
in de zaak van
BQUAAM B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Bquaam,
gemachtigde: mr. R. Kattenbelt,
tegen

1.[partij 1] ,

2.
[partij 2],
beiden wonende te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie, eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij 1] en [partij 2] ,
gemachtigden: mr. L.H.H. Verhoeven en mr. F. Alberts.

1.De zaak in het kort

Tussen partijen is een aannemingsovereenkomst gesloten. In deze zaak gaat het om de vraag of de aannemer het werk mocht opschorten en de overeenkomst mocht opzeggen. De kantonrechter oordeelt van niet. Ook verschillen partijen van mening over met name de kwaliteit van het werk en de financiële afwikkeling van de overeenkomst. Beide partijen vinden dat de ander nog een bedrag moet betalen. De kantonrechter zal een deskundige benoemen.

2.De procedure

In conventie en in reconventie
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 februari 2025
- de akte houdende wijziging van eis van [partij 1] en [partij 2] met productie 28
- de antwoordakte houdende wijziging eis van Bquaam
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 28 en 29
- de mondelinge behandeling van 14 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

In conventie en in reconventie
3.1.
Tussen partijen is op 27 september 2023 een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen op grond waarvan Bquaam in twee fasen verbouwingswerkzaam-heden zou uitvoeren aan de woning van [partij 1] en [partij 2] aan de [adres 1] in [plaats] (hierna: de woning). Fase 1 zag op eerste verdieping van de woning en fase 2 op de begane grond en de voorgevel van de woning.
3.2.
Partijen hebben een aanneemsom afgesproken van € 151.152,- inclusief btw (€ 126.000,- exclusief btw).
3.3.
Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Aanneming van werk 2013, herzien december 2014, van toepassing (hierna: AVA 2013). Daarin staat onder meer het volgende:

Artikel 11: In gebreke blijven van de opdrachtgever
(...)
4. Indien de opdrachtgever enige op hem rustende verplichting niet nakomt, is de aannemer gerechtigd het werk te schorsen tot het moment waarop de opdrachtgever deze verplichting is nagekomen, dan wel het werk in onvoltooide staat te beëindigen, mits de aannemer de opdrachtgever vooraf schriftelijk of elektronisch op deze gevolgen van het niet-nakomen heeft gewezen. (...)
6. Indien op grond van dit artikel sprake is van schorsing respectievelijk beëindiging in onvoltooide staat, is het bepaalde in artikel 14 van toepassing.
(...)
Artikel 14: Schorsing, beëindiging van het werk in onvoltooide staat en opzegging
(...)
4. Indien de schorsing van het werk langer dan een maand duurt, is de aannemer bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen. In dat geval dient overeenkomstig het volgende lid te worden afgerekend.
5. De opdrachtgever is te allen tijde bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen. De aannemer heeft in dat geval recht op de aannemingssom, vermeerderd met de kosten die hij als gevolg van de niet voltooiing heeft moeten maken en verminderd met de hem door de beëindiging bespaarde kosten. De aannemer is gerechtigd om in plaats van voorgaande aanspraak 10% van de waarde van het niet uitgevoerde deel van het werk in rekening te brengen. (...)”
3.4.
Op 22 januari 2024 is Bquaam begonnen aan haar werkzaamheden.
3.5.
Partijen hadden afgesproken dat [partij 1] en [partij 2] de in de woning aanwezige asbest zou verwijderen en afvoeren vóór aanvang van de werkzaamheden van Bquaam. Dit hebben zij niet gedaan. [partij 1] en [partij 2] hebben bij de gemeente een melding ‘sloop en verwijdering asbest’ gedaan.
3.6.
Begin februari 2024 is er bij [partij 1] en [partij 2] lekkage opgetreden als gevolg van de door Bquaam verrichte werkzaamheden.
3.7.
Op 7 februari 2024 hebben [partij 1] en [partij 2] Bquaam gemaild over gebreken bij het realiseren van de dakkapel.
3.8.
Op 27 februari 2024 is er een omgevingsvergunning voor het wijzigen van de gevel van de woning aangevraagd bij de gemeente.
3.9.
Op 12 maart 2024 heeft de gemeente aangegeven dat er eerst een asbestinventarisatie moet worden uitgevoerd voordat het asbest mag worden afgevoerd en de vergunning kan worden verleend.
3.10.
Bquaam heeft sinds 15 maart 2024 geen verbouwingswerkzaamheden voor [partij 1] en [partij 2] verricht.
3.11.
[partij 1] en [partij 2] hebben Bquaam in een e-mail van 19 maart 2024 laten weten dat zij zelf de asbestinventarisatie zouden regelen. In die e-mail hebben zij ook klachten geuit over onder andere de achterdeuren, het badkamerraam en de kozijnen in de dakkapel.
3.12.
Bquaam heeft in de e-mail van 20 maart 2024 13:54 uur gereageerd met: “
Zo te lezen is er niets goed. Laten we dan maar kijken hoe we uit elkaar kunnen gaan. Hebben jullie einde dag tijd of wellicht morgen ochtend?
3.13.
Partijen hebben elkaar in de dagen daarna nog een aantal e-mails gestuurd, waaronder een e-mail van Bquaam van 22 maart 2024 waarin staat: “
Dit is wat mij betreft een betere basis om met elkaar verder in gesprek te gaan wat de uitkomst ook zal zijn. (...) Verder stel ik voor uiterlijk ergens volgende week aan tafel te gaan om alles met elkaar door te nemen en een besluit te nemen over wat we wel of niet gaan doen.” Vervolgens heeft Bquaam [partij 1] en [partij 2] op 26 maart 2024 gemaild de werkzaamheden op te schorten vanwege: “
1. Asbest onderzoek niet afgevoerd en geen schoonverklaring woning, 2. Nog geen vergunning voor werkzaamheden aan de voorgevel (lopend) en 3. Geschillen van inzicht.” Bij die e-mail waren onder meer een financieel overzicht en een factuur “afrekening stand werk tot en met week 13 (excl. meerwerk)” van 26 maart 2024 ter hoogte van € 8.675,20 inclusief btw gevoegd.
3.14.
[partij 1] en [partij 2] hebben die factuur niet betaald omdat zij de juistheid daarvan betwisten en een beroep hebben gedaan op verrekening.
3.15.
Partijen hebben elkaar in de dagen daarna over en weer nog e-mails gestuurd.
3.16.
Op 29 maart 2024 heeft ABO-Milieuconsult B.V. in opdracht van [partij 1] en [partij 2] een asbestinventarisatierapport uitgebracht en op 2 april 2024 heeft de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant vrijstelling verleend voor het afvoeren van het asbestverdachte plaatmateriaal. [partij 1] en [partij 2] hebben dat nog diezelfde dag afgevoerd.
3.17.
Op 10 april 2024 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen partijen. Bquaam heeft in dat gesprek, maar ook per e-mail van 22 en 29 april 2024 aangegeven met een nieuwe planning te zullen komen. Verder heeft Bquaam in die laatste e-mail, naar aanleiding van een vraag van [partij 1] en [partij 2] , geschreven: “
Het liefste als je aangeeft alles tegelijk.” Ook in de periode hierna hebben partijen via e-mail met elkaar gecorrespondeerd, met name over de vergunningsaanvraag.
3.18.
[partij 1] en [partij 2] hebben in hun e-mail van 11 juni 2024 aan Bquaam onder meer geschreven: “
Wanneer kom je fase 1 nou eerst eens afmaken?
3.19.
In de brief van de gemachtigde van Bquaam van 24 juni 2024 aan [partij 1] en [partij 2] staat: “
Uw verplichtingen uit deze overeenkomst zijn, onder andere, het verwijderen en afvoeren van asbest in de woning (art. 3.1b AVA 2013), het aanvragen van een vergunning voor werkzaamheden aan de voorgevel (art. 3.1a AVA 2013) en het voldoen van de facturen voor door cliënte verrichte werkzaamheden (art. 7 AVA 2013). Wegens het uitblijven van (i) betaling van de openstaande factuur, (ii) het niet uitvoeren van het asbestonderzoek en (iii) het nog niet verkrijgen van een vergunning, heeft cliënte haar werkzaamheden opgeschort ex art. 11.4 AVA 2013. Dit is nogmaals aan u bevestigd op 26 maart 2024. Aangezien u de verplichtingen die op u rusten niet nakomt, is cliënte op grond van art. 11.4 AVA 2013 bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen.Cliënte zegt hierbij tevens de bovengenoemde overeenkomst op grond van art. 14.5 jo. 11.6 AVA 2013 op.
3.20.
Bij brief van 15 juli 2024 heeft de voormalige gemachtigde van [partij 1] en [partij 2] gereageerd - samengevat - dat er geen grondslag bestaat voor Bquaam om de overeenkomst op te zeggen en dat een bouwkundig expert zal worden ingeschakeld.
3.21.
De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de gevel van de woning is op 22 juli 2024 verleend.
3.22.
Op verzoek van [partij 1] en [partij 2] heeft TOP Expertise BV (in de persoon van de heer [naam 1] ) op 26 augustus 2024 een bouwkundig onderzoek verricht. [partij 1] en [partij 2] waren hierbij aanwezig, net als Bquaam (in de persoon van de heer [naam 2] ).
3.23.
TOP Expertise BV heeft een rapport gedateerd 25 november 2024 opgesteld. Daarin is geconcludeerd dat sprake is van meerdere gebreken en zijn de totale kosten van herstel geraamd op € 17.885,- exclusief btw (€ 21.640,85 inclusief btw) en de schade door lekkages op € 3.150,- exclusief btw. Verder is in het rapport vermeld dat de besparingen op calculatie 23-00338 (offerte fase 1) € 8.568,20 exclusief btw (€ 10.367,52 inclusief btw) bedragen, en dat de besparingen op calculatie 23-00339 (offerte fase 2) € 44.516,47 exclusief btw (€ 53.636,69 inclusief btw) zijn.
3.24.
[partij 1] en [partij 2] hebben in totaal € 83.133,60 inclusief btw aan Bquaam betaald.
3.25.
Bquaam heeft een (herhaald) aanbod voor een minnelijke regeling gedaan, maar [partij 1] en [partij 2] hebben hier niet mee ingestemd.

4.Het geschil

In conventie
4.1.
Bquaam vordert - samengevat - veroordeling van [partij 1] en [partij 2] tot:
betaling van € 20.144,89 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en contractuele boeterente, en € 984,37 aan buitengerechtelijke incassokosten;
het retourneren van twee trappen en een reclamebord aan Bquaam, op straffe van een dwangsom;
betaling van proceskosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente.
4.2.
[partij 1] en [partij 2] voeren verweer en concluderen - samengevat - tot niet-ontvankelijkverklaring van Bquaam in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, althans een eventuele toewijzing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en in elk geval daaraan de voorwaarde van zekerheidsstelling door Bquaam te verbinden, met veroordeling van Bquaam in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
4.4.
[partij 1] en [partij 2] vorderen na wijziging van eis - samengevat - veroordeling van Bquaam tot:
betaling van € 31.384,42, te vermeerderen met wettelijke rente;
het ophalen van vier kozijnen, op straffe van een dwangsom;
betaling van € 1.053,- aan opslagkosten berekend tot januari 2025, te vermeerderen met € 125,51 per maand vanaf januari 2025 tot het einde van de noodzakelijke opslag, te vermeerderen met wettelijke rente;
het verstrekken van garantiebewijzen en facturen ter zake verrichte energiebesparende maatregelen, op straffe van een dwangsom;
betaling van € 2.420,- aan deskundigenkosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
betaling van € 1.317,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
betaling van proceskosten.
4.5.
Bquaam voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [partij 1] en [partij 2] in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van [partij 1] en [partij 2] in de proceskosten.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie
Opschorting door Bquaam
5.1.
Ter beoordeling ligt allereerst voor of Bquaam haar werkzaamheden uit hoofde van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst op 26 maart 2024 mocht opschorten.
5.2.
In de e-mail van Bquaam van 26 maart 2024 zijn drie gronden voor de opschorting genoemd, te weten “
1. Asbest onderzoek niet afgevoerd en geen schoonverklaring woning, 2. Nog geen vergunning voor werkzaamheden aan de voorgevel (lopend) en 3. Geschillen van inzicht.” Deze gronden zullen hierna achtereenvolgens worden ingegaan.
Asbest onderzoek niet afgevoerd en geen schoonverklaring woning
5.3.
Vaststaat dat [partij 1] en [partij 2] de in de woning aanwezige asbest op 2 april 2024 hebben afgevoerd en dus niet vóór aanvang van de werkzaamheden door Bquaam zoals partijen hadden afgesproken. Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigt dit echter niet de schorsing van het werk. Daartoe acht de kantonrechter van belang dat Bquaam tot 15 maart 2024 haar werkzaamheden gewoon heeft verricht en deze pas op 26 maart 2024 heeft opgeschort. De aanwezigheid van asbest was voor Bquaam dus kennelijk geen reden om het werk al eerder op te schorten. Daar komt bij dat [partij 1] en [partij 2] , zoals zij onweersproken hebben gesteld, de (verpakte) asbest op 19 februari 2024 van de woonkamer naar de garage hebben verplaatst. Dat (ook daarna) een gevaar bestond voor de gezondheid van haar werknemers heeft Bquaam niet gemotiveerd gesteld.
Nog geen vergunning voor werkzaamheden aan de voorgevel (lopend)
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat (alleen) voor het aanpassen van de gevel van de woning (fase 2) een vergunning nodig was. Die vergunning was op 26 maart 2024 wel al aangevraagd maar nog niet verleend. Hoewel dit tot vertraging van de verbouwing en daarmee een gewijzigde planning zou kunnen leiden, acht de kantonrechter dit van onvoldoende gewicht voor opschorting van het werk op 26 maart 2024. De werkzaamheden van fase 1 waren op dat moment nog niet afgerond en ook had Bquaam kunnen starten met de werkzaamheden van fase 2 waarvoor geen vergunning was vereist.
Geschillen van inzicht
5.5.
Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van zodanige geschillen van inzicht dat dit opschorting van de werkzaamheden rechtvaardigt. De tussen partijen gevoerde discussie over de kwaliteit van het werk is daarvoor niet genoeg.
Conclusie
5.6.
Het voorgaande betekent dat Bquaam haar werkzaamheden op 26 maart 2024 niet mocht opschorten. Bovendien is niet gebleken dat Bquaam [partij 1] en [partij 2] vooraf op de gevolgen van het gestelde niet-nakomen heeft gewezen zoals artikel 11.4 AVA 2013 voorschrijft.
Opzegging door Bquaam
5.7.
De kantonrechter zal vervolgens beoordelen of Bquaam de aannemings-overeenkomst op 24 juni 2024 mocht opzeggen. Bquaam heeft daaraan ten grondslag gelegd 1. het uitblijven van betaling van de factuur van 26 maart 2024, 2. het niet uitvoeren van het asbestonderzoek en 3. het nog niet verkrijgen van een vergunning.
Openstaande factuur van 26 maart 2024
5.8.
Bquaam heeft aan de opzegging van de overeenkomst ook het uitblijven van betaling van de factuur van 26 maart 2024 van € 8.675,20 inclusief btw ten grondslag gelegd. De kantonrechter oordeelt dat het niet betalen van deze factuur op een aanneemsom van € 151.152,- inclusief btw en waarbij er discussie was over de kwaliteit van de geleverde werkzaamheden in dit geval niet de opzegging rechtvaardigt.
Het niet uitvoeren van het asbestonderzoek en het nog niet verkrijgen van een vergunning
5.9.
[partij 1] en [partij 2] hebben de in de woning aanwezige asbest op 2 april 2024, en dus ruim voordat Bquaam de overeenkomst op 24 juni 2024 heeft opgezegd, afgevoerd. Dit rechtvaardigt dan ook geen opzegging van de overeenkomst. Dit geldt ook voor het feit dat er op 24 juni 2024 nog geen vergunning was verkregen. De kantonrechter verwijst hierbij naar wat onder het kopje ‘Opschorting door Bquaam’ is overwogen.
Conclusie
5.10.
De conclusie is dat Bquaam het werk niet in onvoltooide staat mocht beëindigen en de met [partij 1] en [partij 2] gesloten aannemingsovereenkomst dus ten onrechte heeft opgezegd.
5.11.
Uit de (onterechte) opzegging door Bquaam hebben [partij 1] en [partij 2] moeten afleiden dat Bquaam in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Het verzuim van Bquaam is daarom zonder ingebrekestelling ingetreden. [1]
Betaling € 20.144,89
5.12.
Het door Bquaam gevorderde bedrag van € 20.144,89 bestaat uit € 2.167,96 aan meerwerk, de openstaande factuur van 26 maart 2024 van € 8.675,20 en een vergoeding als gevolg van de opzegging door Bquaam van € 9.301,73. Deze posten zullen hieronder worden beoordeeld.
Meerwerk
5.13.
Bquaam heeft in punt 31 van de dagvaarding gesteld dat het meerwerk bestond uit het slopen van een schoorsteen, het begeleiden bij de vergunningsaanvraag en werkzaamheden aan de elektrische installatie van de woning en dat het meerwerk tot aan de dagvaarding € 1.791,70 exclusief btw (€ 2.167,96 inclusief btw) bedraagt. Uit het als productie 27 bij de dagvaarding overgelegde financieel overzicht blijkt dat dit bedrag alleen ziet op de sloop en afvoer van de schoorsteen. Beoordeeld zal daarom of [partij 1] en [partij 2] voor die werkzaamheden een meerprijs van € 2.167,96 inclusief btw aan Bquaam zijn verschuldigd.
5.14.
[partij 1] en [partij 2] betwisten de verschuldigdheid van een bedrag aan meerwerk. Zij stellen onder meer dat het slopen van de schoorsteen van meet af aan was inbegrepen in de overeenkomst en dat deze werkzaamheden zijn meegenomen onder de sloopwerkzaamheden. Bquaam heeft dit onvoldoende weersproken zodat het gevorderde bedrag aan meerwerk bij eindvonnis zal worden afgewezen.
Openstaande factuur van 26 maart 2024
5.15.
[partij 1] en [partij 2] erkennen de factuur van 26 maart 2024 van € 8.675,20 niet te hebben betaald. Zij stellen dat deze onjuist is en beroepen zich, zo begrijpt de kantonrechter hun stellingen, op verrekening met door hen geleden schade. Ter onderbouwing daarvan verwijzen zij naar het rapport van TOP Expertise BV.
5.16.
Bquaam stelt - samengevat - dat geen sprake is geweest van een onafhankelijk onderzoek. Ook betwist zij gemotiveerd de inhoud van het rapport en de daarin genoemde bedragen.
5.17.
De kantonrechter stelt voorop dat op [partij 1] en [partij 2] de stelplicht en de bewijslast rust van de door hen gestelde gebreken. [2] Aan die stelplicht hebben zij met het door hen ingebrachte rapport van TOP Expertise BV voldaan.
5.18.
De kantonrechter is met Bquaam van oordeel dat TOP Expertise BV als partijdeskundige moet worden aangemerkt. TOP Expertise BV heeft in opdracht en voor rekening van [partij 1] en [partij 2] een bouwkundig onderzoek verricht. Bquaam is weliswaar voor dat onderzoek uitgenodigd en was daarbij ook aanwezig, maar is niet in de gelegenheid gesteld om op het concept-rapport te reageren. Omdat Bquaam het rapport, ondanks herhaalde verzoeken tot het verstrekken daarvan, pas eerst bij de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, heeft ontvangen, heeft zij de inhoud daarvan nog niet gemotiveerd kunnen weerspreken. Dit zou betekenen dat Bquaam alsnog de gelegenheid zou moeten krijgen om een tegenrapportage te laten opstellen en in te dienen.
Voornemen benoeming deskundige
5.19.
Beide partijen hebben ter zitting echter aangegeven de voorkeur te geven aan een rechtbankdeskundige. De kantonrechter is daarom voornemens om [deskundige] als deskundige te benoemen.
5.20.
De kantonrechter stelt voor dat aan de deskundige de volgende vragen worden voorgelegd:
Kunt u vaststellen welke werkzaamheden Bquaam heeft verricht in het kader van de aannemingsovereenkomst? Welke werkzaamheden zijn goed en deugdelijk verricht en welke werkzaamheden zijn niet goed en deugdelijk verricht?
Wordt de hoogte van de facturen gerechtvaardigd door de uitgevoerde werkzaamheden?
Wat is de waarde van de besparingen van de niet uitgevoerde werkzaamheden?
Wat zijn de kosten om de werkzaamheden die niet goed en deugdelijk zijn verricht door een derde te laten herstellen?
Wat zijn de herstelkosten als gevolg van de lekkage in de woning?
Heeft u nog andere opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
5.21.
Gelet op wat hiervoor is overwogen onder 5.19. is de kantonrechter voornemens om het voorschot aan kosten voor de deskundige ten laste van Bquaam te laten komen. De deskundige heeft deze kosten begroot op € 4.174,50 inclusief btw (uurtarief € 115,- per uur exclusief btw). Dit voorschot is als volgt opgebouwd:
In het eindvonnis zal de kantonrechter beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
5.22.
De deskundige heeft de rechtbank meegedeeld dat er algemene voorwaarden van toepassing zijn. Deze zijn te vinden op de website: www.expbouwadvies/AlgemeneVoorwaarden .
5.23.
De kantonrechter zal de zaak naar de rol verwijzen zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de voorgestelde deskundige, de aan de deskundige voor te leggen vragen en de hoogte van het voorschot.
Vergoeding wegens opzegging Bquaam
5.24.
Nu Bquaam niet bevoegd was het werk te schorsen en in onvoltooide staat te beëindigen, kan Bquaam ook geen aanspraak maken op de (gefixeerde) vergoeding van artikel 14.5 AVA 2013. Bij eindvonnis zal deze vordering daarom worden afgewezen.
Retourneren trappen en reclamebord
5.25.
Bquaam vordert dat [partij 1] en [partij 2] worden veroordeeld tot het retourneren van twee trappen en een reclamebord van Bquaam. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [partij 1] en [partij 2] gesteld dat één van die trappen hun eigendom is. Bquaam heeft dit niet betwist zodat ervan wordt uitgegaan dat er nog één trap en een reclamebord van Bquaam bij [partij 1] en [partij 2] staan.
5.26.
De kantonrechter is van oordeel dat Bquaam de trap en het reclamebord moet ophalen en dat [partij 1] en [partij 2] daaraan moeten meewerken. Daartoe acht de kantonrechter van belang dat Bquaam ten onrechte de werkzaamheden heeft opgeschort en de overeenkomst heeft opgezegd en dat Bquaam de betreffende spullen eerder ook bij [partij 1] en [partij 2] heeft gebracht.
5.27.
De vordering tot retournering zal daarom bij eindvonnis worden afgewezen.
In reconventie
Betaling € 31.384,42
5.28.
[partij 1] en [partij 2] vorderen betaling van € 31.384,42, bestaande uit € 21.640,85 aan herstelkosten, € 3.811,50 aan gevolgschade en € 5.932,07 aan teveel betaalde aanneemsom. Bquaam betwist enig bedrag verschuldigd te zijn.
5.29.
Hiervoor is geoordeeld dat Bquaam onterecht heeft opgeschort en opgezegd. Daarmee is Bquaam toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Bquaam is, zoals eerder al is overwogen, in verzuim geraakt. [partij 1] en [partij 2] waren daarom gerechtigd om schadevergoeding in plaats van nakoming te vorderen. [3] De kantonrechter beschouwt de conclusie van eis in reconventie als een omzettingsverklaring.
5.30.
Voor de verdere beoordeling van de door [partij 1] en [partij 2] gevorderde betaling is de uitkomst van het deskundigenbericht van belang. De beslissing hierover zal dan ook worden aangehouden.
Ophalen kozijnen
5.31.
Ook de beslissing over de vordering van [partij 1] en [partij 2] tot het ophalen van vier kozijnen zal in afwachting van het deskundigenbericht worden aangehouden.
Opslagkosten
5.32.
Met betrekking tot de door [partij 1] en [partij 2] gevorderde en door Bquaam betwiste opslagkosten wordt het volgende overwogen.
5.33.
Bquaam moet de door [partij 1] en [partij 2] gemaakte opslagkosten betalen voor zover deze kosten het gevolg zijn van de vertraging veroorzaakt door de onterechte opschorting en opzegging. Dit betreft naar het oordeel van de kantonrechter een bedrag van € 1.035,-, zijnde de opslagkosten tot januari 2025. De meer gevorderde opslagkosten acht de kantonrechter niet toewijsbaar omdat [partij 1] en [partij 2] verplicht zijn om de schade zoveel mogelijk te beperken. Vanaf de opzegging door Bquaam op 24 juni 2024 hadden zij al op zoek kunnen gaan naar een andere aannemer of een alternatief voor de opslag van hun spullen. [partij 1] en [partij 2] hebben dit echter niet gedaan omdat zij de uitkomst van deze procedure willen afwachten. Dat kan zo zijn, maar maakt niet dat de opslagkosten al die tijd voor rekening van Bquaam zouden moeten komen. Dit zou in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid.
5.34.
Het bedrag van € 1.035,- zal bij eindvonnis worden toegewezen. De wettelijke rente daarover is ook toewijsbaar, waarbij de ingangsdatum wordt bepaald op de datum van het indienen van de eis in reconventie omdat de schade niet is geleden op de datum van de opzegging door Bquaam en de vordering op dit punt niet nader is toegelicht.
Garantiebewijzen en facturen energiebesparende maatregelen
5.35.
Op de mondelinge behandeling is namens [partij 1] en [partij 2] naar voren gebracht dat de gevorderde garantiebewijzen zien op de door Bquaam geleverde kozijnen. Deze vordering is toewijsbaar. Of [partij 1] en [partij 2] zich wel of niet rechtstreeks tot de leverancier kunnen wenden - partijen zijn het daar niet over eens - valt buiten dit geding en daar zal de kantonrechter zich dan ook niet over uitlaten.
5.36.
Ten aanzien van de vordering tot het verstrekken van facturen ter zake van energiebesparende maatregelen wordt het volgende overwogen. Bquaam heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat hij aan [partij 1] en [partij 2] een overzicht kan verstrekken van de door Bquaam verrichte energiebesparende maatregelen en meldcodes voor de subsidieaanvraag. De vordering zal bij eindvonnis aldus worden toegewezen.
5.37.
Gelet op de getoonde bereidheid van Bquaam acht de kantonrechter oplegging van een dwangsom zoals gevorderd niet nodig.
In conventie en in reconventie
5.38.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie en in reconventie
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 26 november 2025om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over de voorgestelde deskundige, de aan de deskundige voor te leggen vragen en de hoogte van het voorschot,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G.M. Zander en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:83 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.Artikel 6:87 BW.