ECLI:NL:RBZWB:2025:7777

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
24/3335 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over WIA-uitkering en urenbeperking

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Hartkoorn, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV dat haar WIA-uitkering per 15 augustus 2022 heeft geweigerd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2025 behandeld. In een tussenuitspraak van 21 januari 2025 constateerde de rechtbank dat het UWV een motiveringsgebrek had en gaf het UWV de kans om dit gebrek te herstellen. Het UWV diende aanvullende rapportages in, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV het gebrek met betrekking tot de urenbeperking niet had hersteld. De rechtbank vond de toelichting van de verzekeringsarts onvoldoende overtuigend en concludeerde dat eiseres recht heeft op een urenbeperking in de FML. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de noodzaak voor eiseres om overdag rust te nemen. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3335

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Hartkoorn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 15 november 2022 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd om per 15 augustus 2022 aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met het besluit van 29 februari 2024 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiseres met haar gemachtigde en namens het UWV mr. [naam] .
Bij tussenuitspraak van 21 januari 2025 heeft de rechtbank geconstateerd dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en het UWV in de gelegenheid gesteld om dat gebrek te herstellen.
Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering van de verzekeringsarts b&b van 12 februari 2025 ingediend. Eiseres heeft hier op 22 mei 2025 op gereageerd. In reactie daarop heeft het UWV een aanvullende rapportage van de
verzekeringsarts b&b van 19 augustus 2025 overgelegd.
De rechtbank heeft vervolgens op 24 oktober 2025 bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
1.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat de (verzekerings)artsen bij de opstelling van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) in het algemeen voldoende rekening hebben gehouden met het geobjectiveerde deel van de klachten van eiseres. Dit geldt echter niet voor twee aspecten. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch oordeel ten aanzien van de duurbelastbaarheid en ten aanzien van repetitieve hand/vingerbewegingen onvoldoende gemotiveerd.
2. De verzekeringsarts b&b heeft in de rapportage van 12 februari 2025 met betrekking tot de duurbelasting aangegeven dat eiseres is aangewezen op zowel fysiek als mentaal relatief licht belastende werkzaamheden. Volgens de verzekeringsarts b&b was er op de datum in geding geen sprake van een onderliggende zéér ernstige somatische- of psychiatrische aandoening die een sterk afgenomen energieniveau aannemelijk maakt. De ervaren slaapproblemen en vermoeidheid gaven ten tijde van het primaire onderzoek geen significante en obligate slaapbehoefte overdag. De dag is redelijk (tot druk) gevuld met normale tijden voor opstaan en naar bed gaan. De genoemde disbalans tussen belasting en belastbaarheid wordt met het aannemen van de in de FML opgenomen beperkingen erkend, maar volgens de verzekeringsarts b&b is er geen verzekeringsgeneeskundige indicatie om hieraan een urenbeperking toe te voegen.
Over de handklachten heeft de verzekeringsarts b&b gerapporteerd dat is uitgegaan van de info van de reumatoloog uit september 2022 en de hierbij passende bevindingen bij het lichamelijk onderzoek door de primaire arts. Het complex van aspecifieke klachten werd geduid als fibromyalgie en bij die diagnose past dat er geen specifieke afwijkingen worden gevonden in de functie van de handen. Om rekening te houden met de ervaren klachten werden wel in grote lijnen beperkingen aangenomen ten aanzien van zwaardere handbelasting, maar bestaat er volgens de verzekeringsarts b&b geen medische grond voor meer specifieke of verdergaande beperkingen op het gebied van de handfunctie en -belastbaarheid.
2.1.
Eiseres heeft in haar reactie hierop aangevoerd dat zij de stelling dat het de voorkeur heeft een inhoudelijke aanpassing te doen in plaats van een urenbeperking aan te nemen niet in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (Standaard) heeft kunnen terugvinden. Verder heeft zij opgemerkt dat als het zo is dat er de voorkeur aan moet worden gegeven om inhoudelijke beperkingen aan te nemen, deze beperkingen hetzelfde effect zouden moeten sorteren als een urenbeperking. Eiseres stelt dat energetisch relatief licht belastende werkzaamheden nog steeds zullen bijdragen aan de toch al extreme vermoeidheid die zij ervaart. De verzekeringsarts b&b heeft overwogen wat eiseres allemaal niet heeft, maar is voorbijgegaan aan wat zij wel heeft, namelijk een persisterende depressieve stoornis samengaand met slapeloosheid en weinig energie en vermoeidheid en veel pijn die leidt tot vermoeidheid. Eiseres stelt voorop dat niet alleen bij een slaapbehoefte overdag aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen. De verwijzing naar het dagverhaal door de verzekeringsarts b&b kan eiseres niet volgen, omdat op grond daarvan niet kan worden aangenomen dat er geen behoefte bestaat aan slaap of rustmomenten gedurende de dag.
Eiseres kan zich ook niet vinden in het oordeel van de verzekeringsarts b&b over de handklachten. Nu de beperkingen bij fibromyalgie divers (kunnen) zijn, moet uitgegaan worden van de beperkingen die eiseres ervaart. Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres informatie over fibromyalgie overgelegd.
2.2.
De verzekeringsarts b&b heeft op 19 augustus 2025 gereageerd met een aanvullende rapportage. Daarin heeft hij toegelicht waar in de Standaard staat vermeld dat een stoornis in de energiehuishouding niet meteen leidt tot een beperktere duurbelastbaarheid in algemene zin. Het gaat er volgens hem niet om of de inhoudelijke aanpassing hetzelfde effect sorteert als een urenbeperking, maar of er na het aanpassen van de arbeid nog noodzaak bestaat tot een urenbeperking. De verzekeringsarts b&b meent dat in dit geval voldoende is toegelicht waarom die noodzaak er in dit geval niet is.
Oordeel van de rechtbank
3. Met betrekking tot de handklachten is de rechtbank van oordeel dat het UWV het gebrek heeft hersteld. Met de aanvullende motivering acht de rechtbank voldoende uiteengezet waarom de beperkingen die al zijn aangenomen voor deze klachten in dit geval voldoende zijn. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b dan ook volgen in de stelling dat voor het aannemen van meer of andere beperkingen geen reden bestaat. Wat eiseres in haar reactie heeft aangevoerd en de informatie die zij daarbij heeft overgelegd, vormt voor de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. Daarvoor is de informatie over fibromyalgie te algemeen. Daar komt bij dat, zoals in de tussenuitspraak is overwogen, de subjectieve beleving van klachten niet beslissend is bij de beoordeling van de vraag welke objectieve beperkingen vast te stellen zijn.
3.1.
De rechtbank is echter van oordeel dat het UWV het geconstateerde gebrek voor zover het de urenbeperking betreft niet heeft hersteld. De toelichting van de verzekeringsarts b&b waarom geen urenbeperking zou moeten worden aangenomen vindt de rechtbank niet overtuigend. De rechtbank constateert op basis van de stukken in het dossier dat eiseres consistent is geweest in het stellen van een recuperatiebehoefte overdag. Zo heeft eiseres op de vragenlijst die zij heeft ingevuld bij de aanvraag voor een WIA-uitkering al aangegeven dat zij in de middag moet rusten vanwege de (hoofd)pijn. De rechtbank merkt hierbij op dat deze vragenlijst is ingevuld op een moment dat eiseres niet werkte. Ook in het bezwaarschrift heeft eiseres uitdrukkelijk aangegeven dat zij dagelijks veel pijn heeft, dat dit veel energie kost en dat zij daardoor vermoeid is. Daarnaast spreekt [GZ-psycholoog] in een brief aan het UWV van 19 september 2023 onder het kopje ‘behandelplan’ over het creëren van ‘oplaadmomenten’ als doelstelling. Deze medische informatie samen met de consistente verklaringen van eiseres leiden de rechtbank tot de conclusie dat er voor eiseres een noodzaak bestaat voor rust overdag. Dat die behoefte niet terugkomt in het (vrij summiere) dagverhaal dat de primaire arts heeft opgeschreven, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

4. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Nu dit gebrek niet is hersteld is er geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank kan ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat zij niet beschikt over de medische en arbeidskundige kennis en deskundigheid die nodig is voor een beoordeling in het kader van de WIA.
4.1.
De rechtbank bepaalt daarom dat het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank geeft het UWV hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank is van oordeel dat het UWV inmiddels voldoende in de gelegenheid is geweest om te motiveren dat eiseres niet is aangewezen op een urenbeperking, maar daarin niet is geslaagd. Omdat het ook niet aannemelijk is dat het UWV hierin alsnog zal slagen, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het UWV bij het nieuw te nemen besluit rekening dient te houden met de noodzaak tot het nemen van voldoende rust overdag door eiseres, door in de FML een urenbeperking op te nemen.
4.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
4.3.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het UWV moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt dus een bedrag van € 2.267,50.
Bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar dient het UWV ook te beslissen over een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 13 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.