Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet rechts houden op de A58 te Nieuw- en Sint Joosland op 31 augustus 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht, maar dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om de betrokkene staande te houden, aangezien de verbalisant in burger reed en geen herkenbaar politievoertuig had. Dit leidde tot de conclusie dat de boete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd. Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie en een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep.
Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat resulteerde in een verdere matiging van de boete. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd en een proceskostenvergoeding van € 907,- toegewezen aan betrokkene. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 januari 2025.