Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig op Klein Vlaanderen te Middelburg op 18 oktober 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 januari 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat de betrokkene niet staande is gehouden en zijn voertuig volledig APK-gekeurd is. De gemachtigde heeft ook gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn en verzocht om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter gesteld dat de gedraging wel degelijk is vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant, die te voet was en daarom geen reële mogelijkheid had om de betrokkene staande te houden.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging voldoende is vastgesteld en dat de boete terecht aan de kentekenhouder is opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor de boete met 25% is gematigd. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, de boete vastgesteld op € 187,50 en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 907,-. De officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 62,50 aan de betrokkene terug te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen.