ECLI:NL:RBZWB:2025:780

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11029756 \ MB VERZ 24-249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van een doorgetrokken streep op de Rondweg Terhole te Terhole op 13 augustus 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 3 januari 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, heeft het standpunt ingenomen dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden en dat de redelijke termijn is overschreden, wat aanleiding geeft om de boete te matigen.

De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft aangevoerd dat de gedraging vaststaat, maar dat de redelijke termijn is overschreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging, en dat er geen reële mogelijkheid was voor een staandehouding. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de redelijke termijn is overschreden, wat leidt tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding toegewezen voor de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden.

De uitspraak van de kantonrechter houdt in dat het beroep gedeeltelijk gegrond is verklaard, de boete is gematigd tot € 187,50 plus administratiekosten, en de officier van justitie is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 11029756 \ MB VERZ 24-249
CJIB-nummer: 7062 5422 5201 0472
uitspraakdatum: 3 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen) op de Rondweg Terhole te Terhole op 13 augustus 2022 om 14:05 uur.
Gemachtigde stelt dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden krachtens art. 5 Wahv, aangezien er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond en hiervan niet zomaar mag worden afgezien. Niet duidelijk is hoeveel verbalisanten ter plaatse waren, of de verbalisant in een dienstvoertuig reed en of er stopmiddelen voorhanden waren. Gemachtigde verwijst daarbij naar jurisprudentie. Voorts is de redelijke termijn overschreden, waardoor verzocht wordt om de boete te matigen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft niet enkel aangegeven dat er geen staandehouding plaats kon vinden, maar ook dat er veel tegenliggers waren en sprake was van een hoge snelheid waardoor het voertuig niet op tijd ingehaald kon worden. De verbalisant heeft daarbij wel een poging gedaan, maar zonder resultaat. Om die reden bestond geen reële mogelijkheid tot staandehouding. Volgens de zittingsvertegenwoordiger staat de gedraging vast. Wel heeft de zittingsvertegenwoordiger gezien dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor de boete met 25% gematigd dient te worden. Ten aanzien van de proceskostenvergoeding heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht dat dit enkel voor de kantonfase dient te worden toegekend.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant afgezien van de staandehouding, omdat betrokkene op een hoge snelheid andere voertuigen inhaalde, terwijl er veel tegemoetkomend verkeer was op de betreffende weg. Hierdoor kon de verbalisant het overige wegverkeer niet tijdig inhalen om betrokkene staande te houden.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding.
De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 7 september 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim drie maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 187,50 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. J.E. Lorello-Willeboordse, en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: