Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van een doorgetrokken streep op de Rondweg Terhole te Terhole op 13 augustus 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 3 januari 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, heeft het standpunt ingenomen dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden en dat de redelijke termijn is overschreden, wat aanleiding geeft om de boete te matigen.
De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft aangevoerd dat de gedraging vaststaat, maar dat de redelijke termijn is overschreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging, en dat er geen reële mogelijkheid was voor een staandehouding. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de redelijke termijn is overschreden, wat leidt tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding toegewezen voor de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden.
De uitspraak van de kantonrechter houdt in dat het beroep gedeeltelijk gegrond is verklaard, de boete is gematigd tot € 187,50 plus administratiekosten, en de officier van justitie is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.