Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A4 te Halsteren op 6 juni 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 29 augustus 2025 zijn de gemachtigde en de betrokkene niet verschenen, maar de kantonrechter heeft op basis van de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant, geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De kantonrechter heeft echter ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de betrokkene kreeg recht op een proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft de boete vastgesteld op € 285, met € 9,- aan administratiekosten, en de officier van justitie werd opgedragen om € 95,- aan de betrokkene terug te betalen. De proceskostenvergoeding werd berekend op € 56,69. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.