Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A58 te Bergen op Zoom op 27 augustus 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 29 augustus 2025 was de officier van justitie niet aanwezig, maar had schriftelijk een standpunt ingenomen. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat het apparaat op schoot lag en niet werd vastgehouden. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die voortvloeiden uit de overschrijding van de redelijke termijn.