ECLI:NL:RBZWB:2025:787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
C/02/423090 FA RK 24-2552
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kinderalimentatie en verstek in de zaak van een vrouw tegen een man zonder bekende verblijfplaats

In deze zaak heeft de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Mink, een verzoekschrift ingediend voor kinderalimentatie tegen de man, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is. De vrouw verzoekt de rechtbank om de man te verplichten een maandelijkse bijdrage van € 300,-- te betalen voor de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2021. Het verzoekschrift is op 5 juni 2024 ingediend, maar er is geen verweerschrift van de man ontvangen, ondanks dat de griffier de indiening van het verzoekschrift heeft gepubliceerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de minderjarige heeft erkend en dat het kind bij de vrouw verblijft, die het eenhoofdig gezag heeft.

De rechtbank heeft het verzoek als niet weersproken en op de wet gegrond toegewezen. De beslissing houdt in dat de man met ingang van 5 juni 2024 € 300,00 per maand aan de vrouw moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man onmiddellijk moet beginnen met betalen, ook al kan hij in hoger beroep gaan. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Noort en in tegenwoordigheid van griffier mr. Brok op 11 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/423090 FA RK 24-2552
beschikking van 11 februari 2025 betreffende levensonderhoud
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. H. Mink, te Oost-Souburg.
en
[de man],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
hierna te noemen de man.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 5 juni 2024 ontvangen verzoekschrift kinderalimentatie met bijlagen;
- de op 28 juni 2024 door de griffier aan het oude adres van de man gestuurde brief;
- de op 27 september 2024 ontvangen brief van mr. Mink;
- de publicatie in de Staatscourant van 10 oktober 2024.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast.
2.2.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.3.
Uit hun relatie is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren: [minderjarige] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021.
2.4.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.5.
De minderjarige verblijft bij de vrouw en zij heeft het eenhoofdig gezag.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de man, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, met ingang van 5 juni 2024 aan de vrouw dient te betalen een bedrag van € 300,-- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.

4.De beoordeling

4.1.
De griffier van deze rechtbank heeft door middel van voormelde publicatie de indiening van het verzoekschrift ter griffie bekend gemaakt onder mededeling van de termijn waarbinnen een verweerschrift kon worden ingediend. Binnen die termijn is geen verweerschrift binnengekomen.
4.2.
De rechtbank zal het verzoek als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 5 juni 2024 en voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling dient te voldoen € 300,00 per maand, ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, rechter, en in tegenwoordigheid van mr. Brok, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.