In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.T.E. Kranenburg, heeft een verzoek ingediend om de man te veroordelen tot het betalen van een bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De man heeft geen verweerschrift ingediend binnen de gestelde termijn, waardoor het verzoek als niet weersproken werd beschouwd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen een affectieve relatie hebben gehad en dat er twee minderjarige kinderen uit deze relatie zijn geboren, die bij de vrouw wonen. Op basis van een eerder overeengekomen ouderschapsplan is de man verplicht om € 163,00 per kind per maand te betalen, wat inclusief wettelijke indexering nu € 184,36 per kind per maand bedraagt. De vrouw verzoekt om deze bedragen met terugwerkende kracht te laten ingaan vanaf augustus 2023.
De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en bepaald dat de man de genoemde bedragen aan de vrouw moet betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man direct aan de betalingsverplichtingen moet voldoen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Hopmans, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier.