ECLI:NL:RBZWB:2025:793

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
C/02/428155 / FA RK 24-5039
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Pulskens
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorhaling van gezagsregister na misbruik van DigiD voor gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende het ouderlijk gezag. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.N. van Wensen, verzocht om de doorhaling van een aantekening in het gezagsregister die op 16 april 2022 was gemaakt met betrekking tot hun minderjarige kind, [minderjarige 2]. De vrouw stelde dat de man zonder haar toestemming het gezamenlijk gezag had laten aantekenen door in te loggen in de digitale rechtspraakomgeving met haar identiteitsbewijs via DigiD. De man was niet verschenen op de mondelinge behandeling en had geen inhoudelijke reactie gegeven op het verzoekschrift van de vrouw.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man het gezamenlijk gezag niet op beider verzoek heeft laten aantekenen, wat in strijd is met artikel 1:252 van het Burgerlijk Wetboek. De vrouw heeft bovendien aangetoond dat de man haar DigiD heeft misbruikt. De Raad voor de Kinderbescherming steunde het verzoek van de vrouw, gezien de problematische relatie tussen de ouders en het belang van de kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aantekening in het gezagsregister ten onrechte was gemaakt en heeft de griffier gelast deze door te halen. Het subsidiaire verzoek van de vrouw werd niet beoordeeld, omdat het primaire verzoek werd toegewezen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. Pulskens, in aanwezigheid van griffier mr. Hurkmans.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/428155 / FA RK 24-5039
datum uitspraak 3 februari 2025
beschikking over het ouderlijk gezag
in de zaak van
[de vrouw],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. D.N. van Wensen,
en
[de man],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 28 oktober 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw.
1.2. Op 16 januari 2025 heeft de rechtbank van de man een e-mail ontvangen, waarin hij vraagt om uitstel van de mondelinge behandeling. Namens de vrouw heeft mr. Van Wensen hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3. De rechtbank heeft aan de man medegedeeld dat de mondelinge behandeling niet zal worden uitgesteld. Uit de stukken blijkt dat de man op de juiste manier is opgeroepen. Verder heeft de man geen klemmende redenen onderbouwd op grond waarvan een uitstel gerechtvaardigd zou zijn.
1.4. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 23 januari 2025. Bij die gelegenheid is de vrouw verschenen. Zij werd bijgestaan door haar advocaat. Ook was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad. De man is niet verschenen en ook is van hem geen inhoudelijke reactie op het verzoekschrift van de vrouw ontvangen.

2.De feiten

Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen hebben een relatie met elkaar gehad;
- tijdens deze relatie zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2019 in [geboorteplaats] , en,
2. [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] ;
- de man heeft beide kinderen erkend;
- de vrouw heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en aangaande [minderjarige 2] is in het gezagsregister het gezamenlijk ouderlijk gezag aangetekend.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt, samengevat:
-
primairte bepalen dat de aantekening in het gezagsregister van 16 april 2022 met betrekking tot [minderjarige 2] moet worden doorgehaald;
-
subsidiairte bepalen dat met onmiddellijke ingang voortaan aan de vrouw alleen het gezag over [minderjarige 2] toekomt.

4.De beoordeling

4.1.
Voor de onderbouwing van haar verzoek geeft de vrouw aan dat de man zonder haar toestemming digitaal het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige 2] heeft laten aantekenen. De man heeft hiervoor haar DigiD misbruikt. Verder heeft de vrouw toegelicht dat zij al geruime tijd geen contact heeft met de man. Tot aan de mondelinge behandeling wist zij niet waar hij woonde en had zij geen contactgegevens van hem. Ook is er geen contact tussen de man en de kinderen.
4.2.
De Raad heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij ermee bekend is dat ouders een belaste geschiedenis hebben. De Raad vindt het belangrijk dat de moeder in het belang van de kinderen moet kunnen handelen en staat achter het gedane verzoek.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:252 van het Burgerlijk Wetboek (BW) oefenen ouders die niet met elkaar zijn getrouwd of een geregistreerd partnerschap met elkaar hebben het gezag over hun minderjarige kinderen gezamenlijk uit, indien dit op hun beider verzoek in het gezagsregister is aangetekend. Het gezamenlijk gezag kan ook digitaal door de ouders worden aangevraagd.
4.4.
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat het gezamenlijk gezag niet op beider verzoek van de ouders in het gezagsregister is aangetekend. De man heeft zonder haar toestemming het gezamenlijk gezag laten aantekenen door in te loggen in de digitale rechtspraakomgeving van het gezagsregister met haar identiteitsbewijs via DigiD. Hij heeft dit volgens de vrouw ook toegegeven aan haar. De vrouw heeft een melding gedaan bij het Centrum Meldpunt Identiteitsfraude, maar dit niet doorgezet omdat er op dat moment veel speelde in haar leven. De vrouw heeft als bijlage bij haar verzoekschrift een uitdraai gevoegd waaruit ook blijkt dat er is ingelogd in de digitale rechtspraakomgeving met een andere telefoon dan die van haar. De man heeft geen verweer gevoerd.
Gelet op een en ander is de rechtbank van oordeel dat ten onrechte is aangetekend dat de ouders gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] hebben. De rechtbank gelast de griffier dan ook om de aantekening in het gezagsregister van 16 april 2022 door te halen. Nu het primaire verzoek van de vrouw wordt toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
gelast de griffier de aantekening in het gezagsregister van 16 april 2022 met betrekking tot [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] , door te halen;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pulskens, en, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.